De bijzonder productieve Eva Meijer heeft de afgelopen jaren
haar sporen verdiend in de Nederlandse literatuur met haar essays en haar
romans. In veel van haar werk onderzoekt zij het menselijke bestaan in een
context waarin de mens niet langer het centrum van het heelal vormt, maar in
feite niet meer is dan de anorganische wereld, de fauna en de flora waarvan hij
zich onterecht meester acht. Hetzelfde geldt voor de taal en de communicatie:
Meijer heeft onderzoek verricht naar de taal van dieren, om te tonen hoe ook
die kwaliteit niet exclusief menselijk genoemd kan worden: het bewustzijn van
een samenhang met soortgenoten is veel universeler dan tot voor kort werd
aangenomen.
Met Het witste woord debuteert Eva
Meijer nu ook als dichter. Haar poëzie is nadrukkelijk dialogisch. Steeds
opnieuw wordt een ‘je’ opgevoerd, die een echte toehoorder kan zijn, maar
evenzeer een afsplitsing van het lyrische ik (dat in zichzelf praat) of een
verwijzing naar de lezer. De hele bundel lijkt trouwens de structuur aan te
nemen van een intieme brief, met aan het eind een prachtige liefdesverklaring
in de vorm van een postscriptum. Hoe dan ook introduceert dat een soort van
dramatiek in het vers, waardoor de lezer zich direct aangesproken voelt en
telkens opnieuw in een specifieke rol wordt gedrongen. De taal opent zo de
mogelijkheid van communicatie maar legt tegelijk vast welke plaats subjecten
(mensen of niet-mensen) toegewezen krijgen. Op een subtiele wijze maakt Meijer
ons duidelijk welke patronen en categorieën ons denken beheersen. Tevens gaat
ze op zoek naar meer ‘glijdende’ manieren om boodschappen te vertolken in een
poging om aan de gangbare tegenstellingen en onderscheidingen te ontsnappen. De
meerzinnige spreeksituatie is daarvan overigens al een sprekend voorbeeld.
Ook het
universum van deze bundel is ‘anders’, doordat planten en dieren er een
prominente plaats in krijgen. Ze zijn daarenboven niet louter elementen van het
decor of objecten maar integendeel de meest intieme vrienden van het
dichterlijke ik; de planten worden letterlijk haar kinderen, en met kleine
dieren als muizen of amfibieën gaat zij moeiteloos een diepzinnig gesprek aan.
Anders dan bij sprookjes gaat het daarbij niet om een retorische beeldspraak
maar om een poging om de grenzen tussen het menselijke en het niet-menselijke
zover mogelijk uit te wissen. Niet toevallig stelt een eenregelig gedicht:
‘Misschien bestaan we alleen echt in de ogen van de dieren’. Heel wat verzen
leggen dat dierlijke bestaan bloot, dat qua emoties en cognitieve processen
niet onderdoet voor dat van mensen. Meijer gaat zelfs nog een stap verder door
ook de ruimte intens te bezielen. Speciaal haar voorliefde voor de winter
springt daarbij in het oog, een seizoen dat zij als bijzonder intiem en
tastbaar ervaart. Een dergelijke visie op de aarde heeft ontegensprekelijk ook
gevolgen voor de ervaring van de eigen subjectiviteit; het dichterlijke ik
wordt in sommige gedichten ook letterlijk een dier of een boom, een hecht
onderdeel van de kosmos die als een onlosmakelijk geheel wordt voorgesteld.
Uiteindelijk
is het project van Meijer een talig project. Ze probeert die nieuwe visie op de
werkelijkheid zover mogelijk door te denken, en daartoe moet ze noodzakelijk
ook op zoek naar nieuwe manieren van verwoorden. De personificatie is daarbij
een uitgelezen stijlfiguur om de grens tussen het levende en het levenloze op
te zoeken. Ook de vele beelden hebben een soortgelijke functie. Op macroniveau
zoekt Meijer diverse tekstvormen, van lyrische beschrijvingen tot verhaaltjes
of dialogen. Andere teksten zijn dan weer opgezet als didactische filosofische
oefeningen of socratische dialogen. Het zijn allemaal strategieën die duidelijk
nog niet radicaal genoeg zijn om haar visie echt vorm te geven, maar ze zetten
de lezer wel aan tot nadenken. Meermaals moet zij of hij vooropgestelde ideeën
en overtuigingen achterwege laten omdat deze gedichten dat vragen. In die zin
is dit daadwerkelijk geëngageerde poëzie in de zuiverste betekenis van dat
begrip.
Eva Meijer: Het witste woord, Cossee, Amsterdam
2023, 55 p. ISBN 9789464520842. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan