James is van ons, en van een aantal vrouwen in het verhaal
(althans, dat denken ze), maar we zien hem nauwelijks. Hij komt zolang het
verhaal duurt niet thuis en veel meer dan wat er op voor- en achterplat staat,
wordt het niet: de kunstenaar op de rug gezien en frontaal met een van zijn hem
typerende maskers op. Er zijn nog een paar zelfportretjes. Op p. 64 tekent Jan Bultheel
Ensor zoals die te zien is op Zelfportret met maskers (1899). Hij zet er
twee pratende vrouwen omheen, ze plakken etiketten op ‘hun’ man, van ‘een
deugnietje’ tot ‘…de toekomst van de schilderkunst’.
Onze James werd gemaakt
naar aanleiding van het Ensor-jaar 2024. Het is geen graphic novel die netjes
een kunstenaar door zijn leven volgt. Een reden om niet met een geordend
verhaal te komen, zou kunnen zijn dat Ensor er alles aan deed zijn leven
voortdurend te mystificeren en te mythologiseren en zijn werk aan te passen
en/of te antedateren. Bultheel koos (dus) een andere, bijzondere en literaire
aanpak. Hij neemt als uitgangspunt één dag: vrijdag 8 juli 1904. Het boek
begint met een ansichtkaart waarop die datum staat. Na het voorwoord zien we
die datum nog een keer, boven een getekende dubbelpagina waarop we Oostende
zien liggen vanuit een zee waarin van alles gebeurt.
De centrale plek is de beroemde
souvenirwinkel ‘Au Magasin américain’ die Ensors familie uitbaatte in Oostende.
Hij laat zes vrouwen (en eventjes de postbode en een buurtbewoner) over hem
praten en dat levert een schat aan gegevens op. Dat heb je nog beter in de
gaten als je de strip uithebt en het nawoord van Eric Min leest. Deze biograaf
van Ensor laat zijn licht schijnen over de vrouwen en verdiept daarmee de informatie.
Daarna lees je het verhaal nog een keer, en nog een keer, want er is veel te zien.
Dat verhaal
begint en eindigt bij de winkel. De goed gehumeurde moeder van James Ensor,
Trinette, opent en sluit. Zij moet het voortdurend opnemen tegen haar wat zure
en kritische zus (tante) Mimi. In het huis van de winkel wonen ook nog Ensors opgeruimde
jongere zus Mietje (een drinkezus) en haar dochter ‘van de Chinees’ Alex, die
op school gepest wordt om haar Aziatische uiterlijk. Alex is deze dag op stap
geweest met oom James, naar een recordpoging met een auto en naar een
restaurant. Daar hoefde Ensor niet te betalen, hij hield er een van zijn
beruchte, grimmige en oergeestige speeches voor een stelletje Frans sprekende
heren. Daarna is James naar de kroeg gegaan.
Op deze dag zijn er dan nog twee niet-toeristen (er is even
een Amerikaans gezelschapje kopers) die de leuk in beeld gebrachte winkelbel
doen overgaan: Augusta Boogaerts, die roept dat het tijd wordt dat James met
haar gaat trouwen. En Emma Lambotte, een kunstkenner, die wil proberen Ensor te
strikken om aanwezig te zijn bij een expositie en graag een werk zou kopen (De
oestereetster (1882), een al wat ouder schilderij waarvoor Mietje geposeerd
heeft. Tussendoor komt de facteur (de postbode) langs, dankzij wie we te weten
komen dat er best wat grootstedelijke (Brussel, Antwerpen) aandacht is voor
James. Alex, Lambotte en de postbode laten zien dat van het door Ensor zelf in
de wereld gebrachte idee van miskenning niet echt sprake is.
De twee dames uit de grote stad vertrekken
zonder iets bereikt te hebben. Bij toeval vindt uitgerekend tante Mimi (haar
zuurgraad neemt toe) James’ naakttekeningen van Augusta. Men eet door Mietje
bij een oom gehaalde oesters. Aan tafel blijft één stoel opvallend leeg, er is
nog een pan vol, wie weet. Boven de stoel tikt de klok.
Tussendoor strooit Bultheel
allerlei moois door het verhaal. Tekeningen en schilderijen van Ensor, en ook
zijn er wat pagina’s waarop, over beelden uit het Oostendse leven op het strand
en in het uitgaansgebied heen, teksten van Ensor in handschrift zijn
weergegeven. Best lastig te lezen, maar als het je lukt, word je beloond:
geestig, bizar, impressionistisch en hier en daar vilein, zoals de beschrijving
van de Brusselse en Gentse badgasten. Of een pre-dadaïstische opsomming met
vreemd getypeerde kleuren: ‘opgehalen fatende bil, knus azuurblauw, kalkoenwit,
stiekem geknepen violet, muilezel van de paus, ontbevlekte nonnenbil,
onbeschrijfelijk rood, Ensorblauw, theatraal geel, mummie doodskop, meer dan
beton grijs, klakkebussen roest, verbrand bleekschetig groen in verschoten
voluit…’ Emma leest dit laatste als ze, boven in het huis wachtend, in Ensors
atelier terecht komt. En passant nieuw werk spottend.
Het masker dat ‘Ensor’ draagt op
het voorplat, staat centraal op diens De intrige (1890). Het lijkt erop
dat Bultheel hier de inspiratie vond voor zijn verbeelding: een aantal vrouwen
omringt een centraal gestelde man met hoge hoed. De vrouw naast hem (de bruid?)
legt bezitterig een hand op zijn arm. Op p. 58 tekent hij dit schilderij lekker
vet na en zet het naast de vergeefs pleitende Augusta Boogaerts (zie onderaan
de recensie).
Na
het informatieve en verhelderend geïllustreerde nawoord is het niet uit.
Bultheel biedt ons nog een kijkje achter de schermen. Hij heeft het zich niet
gemakkelijk gemaakt. Hij wilde graag een echt grafische stijl en vond het
daarvoor nodig met acteurs te werken. Die fotografeerde hij voor elke scène,
bracht de foto’s over naar het 3D-decor, en tekende en kleurde de personages en
het decor van elke pagina vervolgens met de digitale pen in.
Ensor mag dan slechts in schijn
van de geportretteerde vrouwen zijn, hij is dit jaar wel helemaal van de
Belgen, met tal van activiteiten en exposities. Het is 75 jaar geleden dat deze
meesterlijke kunstenaar overleed. Als je dit boek uithebt, heb je een uitermate
goede start gemaakt: veel informatie, op hoog artistiek en literair niveau.
Jan Bultheel, Eric
Min: Onze James. De vrouwen van Ensor, Lannoo, Tielt 2023, 111 p. : ill. ISBN 9789401497190
deze pagina printen of opslaan