Nederlands proza

BOEKEN NR. 6, JUNI 2024

Jan Vanriet: Spijkers in de wolken

door Jooris van Hulle

De roman Spijkers in de wolken vormt het sluitstuk van een trilogie, waarin Jan Vanriet terugblikt op zijn kunstenaarschap en de twijfels die ermee gepaard gaan en gingen, zeker nu schilder- en dichtkunst er nauwelijks nog lijken toe te doen. In Rovers werd middels hoofdfiguur Louis Zoethout nadrukkelijk gefocust op de schilderkunst, Bloot verder was dan met het centrale personage Gaston Boesmans vooral gericht op de literatuur, meer specifiek de poëzie. Aan het slot van Spijkers in de wolken, wanneer Boesmans gestorven en begraven is, wijst Nora, de vrouw van Zoethout, erop dat hun getroebleerde vriendschap niet heeft kunnen verhullen hoe dicht zij bij elkaar aanleunden: ‘Jullie hadden elkaar nodig. […] Jullie leken als tweelingen.’
 
Het lijkt erop dat Jan Vanriet binnen zijn persoonlijke creatieve bezigheid als schilder én schrijver een punt zet achter zijn dichterschap, de dood van Boesmans kan doorgaan voor een metafoor ter zake. En verder: Zoethout wil, nu hij oud(er) is geworden, de regie van zijn eigen begrafenis ontwerpen, niet dat het een kwestie van urgentie zou zijn, maar hij wil duidelijk maken ‘dat hij degene is die de lakens uitdeelt, dat hij de kalender beheert, met alle implicaties van dien.’ In zijn overpeinzingen, vaak ingekleurd door de herinnering en zoekend naar een klankbord bij Nora (het alter ego van Vanriets vrouw Simone Lenaerts, die ook al in diens vorige prozaboeken meespeelde), verwoordt Zoethout wat hem blijvend bezwaart en ergert. Hij heeft het over ‘een politieke crisis die de wereld op zijn kop zet. De plotse oorlog aan de oostelijke rand van Europa heeft het beschavingsvernis weggekrast, zonder boe of ba werd het mondiale pretpark van liberalisering en ‘vrije’ markt aan flarden geschoren’, en heel even zelfs, zonder verdere explicitering dan, komt ‘die grootscheeps opgezette pogrom van Hamas op een Joods muziekfestival, 7 oktober 2023’ aan bod.
 
Ook het trauma van de Tweede Wereldoorlog – de ouders van Jan Vanriet hebben Mauthausen overleefd – komt ter sprake, onder meer via het personage van de bejaarde prof. Engelse taalbeheersing wiens ouders naar Ierland waren gevlucht om aan de repressie te ontkomen. En over Breendonk, waar Vanriet een unieke reeks schilderijen aan wijdde, lezen we: ‘Het pantserfort van Breendonk beschouwt hij als een Hades van beton, de met blauwe verf verdonkerde vensters wekken een plots gevoel van claustrofobie, een angst die de nachtmerries van zijn jeugd oproept.’
 
Grotendeels via het personage Boesmans wordt de lezer een inkijk geboden op het reilen en zeilen binnen het wereldje van de literatuur. Vanriet heeft het over ‘een schrijfster die zich een maand had laten opsluiten in een glazen hok in het Museum voor Schone Kunsten’ en waarover Nora zich afvraagt of de bezoekers de schrijfster mochten voederen, ‘zoals honderddertig jaar geleden gebeurde, toen op het plein vlak voor hetzelfde museum een Congolees dorp werd nagebouwd, daarin échte Congolezen, ‘een te beschaven volk’, werden tentoongesteld en de flanerende Antwerpenaar zich kwam vermaken’ Dichter Boesmans lijkt wel – weer volgens Nora dan toch – te genieten van zijn negatieve zelfbeeld, zo overtuigd speelt hij het cliché van de Miskende Kunstenaar’.
 
Nora dwingt hem te kijken in de spiegel van de herinnering, ‘ik herinner me dat je via je poëzie het gevecht met de boosheid van de planeet wilde aangaan, althans, zoiets beweerde je luidop, soms een beetje arrogant vanop het podium, jij, een wereldbestormer.’ En even verder dan, de repliek van Boesmans: ‘wat is vandaag de dag nog de relevantie van literatuur? Eventueel een aangenaam tijdverdrijf voor een stel rare kwasten… neem het van mij aan: de schrijver als moreel kompas heeft afgedaan.’
 
Zonder zich te verliezen in een overdaad aan namedropping laat Vanriet in Spijkers in de wolken de kompanen van weleer van op de kunstscène mee hun opwachting maken, van Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar tot Herman de Coninck en anderen. Vrienden die Zoethout voor zijn gegaan in de dood, zoals mooi opgeroepen in het titelhoofdstukje ‘Spijkers in de wolken’:
 
‘vandaag geen venster in de hemel dat de zon weerkaatst, denkt hij, maar pikkedonkere, wenende wolken. Pikkedonker van miljarden spijkers, weet hij, voor elke dode één. Oneindig veel geblutste zielen.’
 
Zonder veel nieuwe en/of verrassende bijkomende informatie aan te reiken biedt de roman een aanvulling op de aanzet die werd gegeven met Rovers en Bloot verder, en die de Vanriet-lezer meevoert in Vanriets denk- en gevoelswereld.
 
Jan Vanriet: Spijkers in de wolken, Borgerhoff & Lamberigts, Gent 2024, 211 p. ISBN 9789464946796


deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri