Iets meer dan driehonderd pagina's ver in Tot morgen treffen we Jan Inge,
horrorfanaat en ook de vadsige leider van een groepje kleine criminelen, in de
badkamer aan. Wanneer zijn zus Cecilie binnenkomt, ziet ze hem tot haar grote
verbazing huilend op het toilet zitten. Ze vraagt hem wat er scheelt en ontlokt
zo een emotionele uitbarsting die eindigt met:
‘Ja, ik zit op de wc. De laatste schans van de privéwereld.
En ja, misschien pleng ik een traan. Ja. Misschien komt het leven af en toe wat
te overweldigend op me over.’
De mengeling van kolder en tristesse in deze scène is
typerend voor het hele boek. In Tot
morgen loopt voortdurend van alles mis. De lijn tussen lachen en huilen is
dun. En het wordt allemaal in een stortvloed aan levendige en gedetailleerde
beschrijvingen gegoten.
Tore Renbergs lijvige
boek – het eerste deel van de ‘Texas-trilogie’ -- is een creatieve ontleding van de duistere
kantjes van de mens. Het is bevolkt met personages die elk hun eigen geheim met
zich meedragen. We maken kennis met een man wiens gokprobleem hem met enorme
schulden heeft opgezadeld, met een braaf tienermeisje dat tot over haar oren
verliefd wordt op een wel heel foute jongen, met een verlopen vrouw die bij een
groepje criminelen hoort en zwanger is maar niet weet van wie. Drie broeierige
herfstdagen lang volgen we de lotgevallen van een tiental personages wier
levens meer en meer met elkaar verbonden blijken te zijn. Renberg focust per
hoofdstuk op één van die personages maar blijft altijd in de derde persoon
schrijven. Toch slaagt hij erin elk personage een eigen stem te geven.
Tot morgen wordt
op de achterflap bejubeld door Karl Ove Knausgard, die het ‘een majestueuze
pageturner’ noemt. Fans van Knausgard kennen Renberg al als personage in de
autobiografische ‘Mijn strijd’-reeks – de twee auteurs zijn immers goed
bevriend. Net als Knausgard bezuinigt Renberg niet op het aantal woorden en
neemt hij zijn tijd om sfeer te scheppen en verhaallijnen uit te zetten. Dat
maakt dat het aanvankelijk een beetje geduld vraagt om je het tempo van Tot morgen eigen te maken. Soms klinkt
het allemaal wat te bombastisch en te breedsprakerig. Na verloop van tijd komen
de personages echter net door deze aanpak wel tot leven en ben je benieuwd hoe
het verder met ze zal gaan. De rauwheid van de personages trekt aan en stoot
tegelijkertijd af – maar houdt wel de aandacht vast.
Tot morgen is een
onderhoudend boek dat regelmatig met scherpe observaties verrast. Voor lezers
met doorzettingsvermogen, die niet terugschrikken voor woordenwatervallen. Voor
wie een kijkje wil nemen aan de onderzijde. Zoals Malene vraagt aan haar door
Evanescence geobsedeerde, van top tot teen in het zwart gehulde zusje: ‘Wat
denk je dat dit leven is? Een spel met pijn?’ Precies dat spel heeft Renberg in
dit eerste deel van zijn trilogie op papier gezet.
Antwerpen : Manteau 2015, 470 p. Vert. van: Vi ses i morgen door Lucy Pijttersen. ISBN
9789022331460
deze pagina printen of opslaan