‘NA KENNISMAKING van geval nummer
honderdtwintig, Vangenhejm Aleksej Feodosjevitsj, Rus, Sovjetburger, geboren in
1881 in
Krapivno, regio Tsjernigov van de SSR Oekraïne, zoon van een adellijke
grondbezitter, hoger onderwijs, hoogleraar, laatste werkplaats :
Hydrometeorologische Dienst van de USSR, ex-lid van de bolsjewistische
communistische partij, voormalig officier van het tsaristisch leger,
veroordeeld tot tien jaar heropvoedingskamp krachtens het arrest van de Raad
van het OGPOE van zevenentwintig maart 1934, BESLUITEN WIJ : te fusilleren.’
Dit arrest
werd op 9 oktober 1937 betekend, tijdens de totaal op willekeur gebaseerde
Grote Zuivering die in de zestien maanden tussen half 1937 en eind 1938 anderhalf
miljoen slachtoffers maakte. De helft meteen gefusilleerd, de andere helft naar
kampen ver in Siberië gestuurd, waarvan nog eens de helft zou omkomen door
ontbering en brutaal geweld.
De weerman van Olivier Rolin reconstrueert het trieste
wedervaren van een van de slachtoffers, een totaal onschuldig man en, zoals de
meesten onder hen, zelfs geen tegenstander van het regime. De opdracht vanuit
het Kremlin luidde immers dat op basis van quota elke regio, elke organisatie,
elke dienst, staatsgevaarlijke individuen moest selecteren, de helft voor
onmiddellijke executie (de eerste categorie), de andere helft voor deportatie
(de tweede categorie). Te midden van de onbestemde angst die alom heerste
kwamen er van overal zelfs vragen om het opgelegde cijfers te mogen
overschrijden omdat het aantal contrarevolutionairen veel groter zou zijn dan
de opgelegde quota. Stalin tekende al die verzoeken tot verhoging zonder enig
aarzelen, het tegendeel zou hebben verwonderd.
De belangrijkste slag werd
geslagen in de hoogste regionen van de betrokken diensten. De bijna voltallige
legertop en heel wat hogere officieren werden geliquideerd, topwetenschappers
en hoogopgeleide technici, hoogleraars, kunstenaars, filosofen en religieuze
leiders verdwenen, maar ook toppolitici en hoge ambtenaren, woordvoerders van
minderheden, verdachte buitenlanders en migranten, waaronder Duitse communisten
die voor de Nazi’s naar Rusland waren gevlucht. Tenslotte zouden in de
daaropvolgende maanden en jaren ook de veiligheidsdiensten en de politieke
politie zelf aan de beurt komen : openbare aanklagers, verhoorders,
gevangenisdirecteuren, beulen tot aan de respectieve chefs van de TSJEKA, GPOE
en NKVD toe.
De meteoroloog Vangenhejm (‘zijn domein waren de wolken’), die tijdens zijn
beroepsleven van bijzondere waarde was voor de organisatie van de weerkundige
dienst over heel het grondgebied en visionaire ideeën koesterde met projecten
voor een wind- en zonnekadaster om op die manier tegemoet te komen aan de
toekomstige nood aan hernieuwbare en duurzame energie, werd ondanks die
verdiensten en zijn trouw aan de partij opgepakt, verhoord en na een (later
weer ingetrokken) bekentenis gedeporteerd naar een heropvoedingswerkkamp in een
15eeeuws klooster op de Solovetski-eilanden.
Dit voormalige penitentiair
centrum in de Witte Zee zou een van de eerste strafkampen worden in de
ellenlange reeks die de Goelag-archipel zou gaan heten. Zijn deportatie luidde
het begin in van de systematische onthoofding van de wetenschappelijke en
intellectuele elite die zou culmineren in de hoger vernoemde Grote Zuivering.
Ze volgde op de al even systematische en gruwelijke uitdunning van de
boerenstand (de koelakken) in de jaren 1932 en 1933, met miljoenen hongerdoden
tot gevolg.
De
eerste tijd heeft Vangenhejm het geluk om in de bibliotheek te kunnen werken en
krijgt hij de mogelijkheid brieven te schrijven naar zijn vrouw Varvara en hun
dochtertje Eleonora (die later een befaamd paleontologe zou worden). 168
brieven (met meerdere verzoeken aan Stalin tot herziening van zijn dossier) die
ons een (gecensureerde) blik gunnen in het dagelijkse leven op het eiland,
samen met de memoires van een medegevangene Joeri Tjirkov, die hem na stond en
getuige was van het vertrek van Vangenhejm met 1115 andere gevangenen, aangeduid
als behorende tot de ‘eerste categorie’, op weg naar een gruwelijk einde,
geslagen, gekneveld en met een nekschot afgemaakt in de bossen van Karelië. Uit
de brieven en de getuigenis van Tjirkov komt een minzaam man naar voren, tot op
het laatst trouw aan Stalin (‘als Stalin alles wist…’), een liefhebbend vader
die tekeningen voor zijn dochter maakte van bloemen, vruchten, bladeren
(dikwijls met educatieve doeleinden), raadseltjes (“Zonder deur en zonder
ramen. Een huis vol bewoners ? Antwoord : een peul met bonen erin.”) (Het boek
geeft een aantal voorbeelden van die naïeve en ontroerende tekeningen.)
De laatste brief
dateert van september 1937 kort voor het vertrek van het eiland en zijn dood
begin november van het zelfde jaar. Pas in 1956 zal zijn vrouw vernemen dat
haar man niet meer leeft. Na Stalins dood in 1953 komt alles in een
stroomversnelling terecht wat, na de herzieningsprocedures, snel tot een
officiële verklaring van onschuld en eerherstel zal leiden. Het zal echter nog
tot ver in de jaren ‘90 duren vooraleer de juiste toedracht duidelijk wordt en
de plaats waar de moordpartijen gebeurden en de massagraven liggen, zal worden
gevonden.
Een
verhaal vol ‘sound en fury’, waarvan de waanzin misschien nog het best tot
uiting komt in de aanwezigheid van een portretje van Stalin, gemaakt van
minuscule steensplinters, toegevoegd aan de allerlaatste brief van de Weerman
aan zijn vrouw en dochter. Dit is een diep betrokken, persoonlijk, goed
geschreven, maar soms ook wat wanordelijk verslag van de zoektocht van Olivier
Rolin naar het lot van een van de vele slachtoffers van het regime onder Stalin,
dat niet alleen de moord op talloze medestanders, maar ook en vooral de
vernietiging van de grote belofte die het communisme voor zo velen betekende,
de hoop op de verwezenlijking van een
andere en betere samenleving, op zijn geweten heeft.
Utrecht
: IJzer 2016, 205 p. + 16 p. platen. Vert. van Le Météorologue door Katelijne de
Vuyst. ISBN 9789086841363. Distr. EPO
deze pagina printen of opslaan