Wanneer eind jaren negentig de archieven van de Bulgaarse veiligheidsdienst voor het eerst worden opengesteld, begint de bejaarde verzetsstrijder Konstantin Milev Sjejtanov zijn dossier uit te spitten. Het wordt een werk van lange adem: eerst leek het erop dat zijn leven nauwelijks
was gedocumenteerd, uiteindelijk kan hij de hand leggen op tweeduizend
bladzijden.
Als
twintiger werd Konstantin ervan beschuldigd om samen met vier strijdmakkers en
met steun uit het kapitalistische Westen de Volksrepubliek Bulgarije te hebben
willen omverwerpen. Hij werd hiervoor veroordeeld tot twintig jaar
gevangenisstraf, waarvan hij er tien uitzat. In de gevangenis wilden soms wel
twintig aan de lopende band werkende ondervragers hem doen bekennen dat hij de
gewetenloze en gewelddadige staatsvijand was voor wie hij werd gehouden, maar
ondanks de ranselende vragen en martelpraktijken kregen ze hem niet op de
knieën.
Konstantin
is altijd blijven vasthouden aan zijn lezing van de feiten: ja, hij stond in
contact met verzetscellen; ja, hij blies in 1953 een standbeeld van Stalin op;
maar nee, het monster dat de staatsveiligheid van hem maakte, was hij niet. Op
zijn oude dag steekt hij al zijn tijd en energie in het uitpluizen van zijn
dossier. Hij zal niet rusten vooraleer hij ‘het kaf van het koren van de
waarheid’ heeft gescheiden en zijn verraders kent. Verder is het voor hem van
levensbelang dat de aanhangers van de dictatuur alsnog ter verantwoording
worden geroepen voor het hem en anderen aangedane onrecht. De gewezen dienaren
van het communisme zegevierden immers onaangevochten na de val van het IJzeren
Gordijn: ze bleven hun stempel drukken op de Bulgaarse maatschappij, doordat ze
de betere posities in de politiek en de zakenwereld wisten te bemachtigen.
Konstantin is
afwisselend met Metodi Popov aan het woord. Als kind zaten ze samen op school,
later was Metodi een van Konstantins ondervragers in de gevangenis. De
opportunistische, op macht beluste Metodi komt doorgaans bot uit de hoek.
Konstantin uit zich scherp en vaak beeldend, wat zinderende passages oplevert.
Hun personages zijn uitgewerkt in functie van de maatschappelijke en
ideologische krachten waar ze voor staan, maar ook hun karakters tekenen zich
gaandeweg af.
De
contouren van de nevenfiguren blijven veeleer vaag, zelfs die van Dora, al
speelt zij een belangrijke rol. Zij en Konstantin wonen op de veertiende etage
van hetzelfde woonblok. Dora kijkt voorbij zijn harde bolster en wint door haar
niet-aflatende bezorgdheid vanwege zijn solitaire leven uiteindelijk zijn
genegenheid. Tussen de in korte hoofdstukken gegoten innerlijke monologen van
Konstantin en Metodi worden uittreksels uit de staatsarchieven geschoven die
gebaseerd zijn op authentieke documenten. Hierdoor wordt de grimmige toon van
de roman versterkt. De hoofdstukken waarin jaartallen zelf de tijdsgeest moeten
vatten – ‘1954 vertelt’, ‘1989 vertelt’, bijvoorbeeld – zijn vaak nogal
abstract en dragen daardoor weinig bij tot het grotere geheel.
Ilija Trojanow (1965)
is zelf van Bulgaarse afkomst. Samen met zijn ouders kreeg hij in 1971 politiek
asiel in Duitsland. Hij woonde later in Nairobi, Bombay en Kaapstad. Als
romancier maakte hij vooral naam met De
wereldverzamelaar (2008), waarin hij de avontuurlijke Britse officier
Richard Burton (1821-1890) achterna reist naar Arabië, Afrika en Brits-India en
de klemtoon legt op de interculturele dialoog. Macht en verzet is een beklemmende roman over integriteit en
verraad in tijden van repressie, over waarheid en leugen, over persoonlijke
vrijheid en de schending ervan. Het boek ontleent zijn slagkracht aan de twee
hoofdrolspelers, al zijn ze grof uitgesneden tegen de historische achtergrond,
en aan de krachtige stuwing die uitgaat van de uiteenlopende taalregisters die
Trojanow bespeelt.
Amsterdam : De Geus 2016, 445 p.
Vert. van Macht und Widerstand door José
Rijnaarts. ISBN 9789044536607. Distributie: LMBooks
deze pagina printen of opslaan