Het is lente, en
daar komt alweer een fascinerend wezen binnengetrippeld: Het liegend konijn. Het is een wezen dat herkenbaar is, maar
tegelijk een spiegel vormt voor onszelf die vreemd aandoet. Het is een dier dat
fabuleert en liegt maar net daarin een waarheid kan verkondigen die anders
nauwelijks gezegd of begrepen kan/mag worden. Kortom, het is een uitgelezen
beeld voor wat goede poëzie vermag.
Ondertussen is het al meer dan
een decennium de naam voor het eenmanstijdschrift dat Jozef Deleu is gaan
runnen nadat hij Ons Erfdeel achter
zich liet. (Ook in die titelwijzigingen zit misschien wel een programma van
relativering en oog voor het kleine?) Tweemaal per jaar presenteert hij ons een
galerij aan dichters met volstrekt nieuw werk. Een toelichting is er niet of
nauwelijks: een bladzijde vooraf, enkele regels cv. Het gaat uiteindelijk enkel
om de poëtische teksten. Het principe van zo een levende bloemlezing lijkt de
eenvoud zelve, maar er gaat onnoemelijk veel prospectiewerk mee gepaard.
In plaats van zich
te beperken tot een ruime keuze van een handvol gevestigde dichters wil Het liegend konijn immers variëteit en
rijkdom laten zien, kwalitatief maar ook kwantitatief. In elke aflevering komen
een paar dozijn stemmen aan het woord, waaronder heel wat debutanten. Sterker
nog, wie door het tijdschrift wordt opgepikt, is al deels in de literatuur
gelanceerd. Het is een kracht die in feite geen enkel van de traditionele
literaire tijdschriften op dit ogenblik nog vermag. Ook nu weer ligt een
bijzonder geslaagde mix voor van gevestigde namen en nieuwe geluiden, die laat
zien hoe divers de poëziepraktijk op dit ogenblik in ons taalgebied is.
Tegelijk wordt opnieuw overtuigend getoond dat het met onze poëzie bijzonder
goed gesteld is. In tegenstelling tot het proza wordt hier nog wel
geëxperimenteerd met taal en vormen, zonder dat daardoor de verstaanbaarheid in
het gedrang wordt gebracht. De meeste dichters streven inderdaad naar een
spanning tussen herkenbaarheid en raadselachtige elementen.
Namen noemen is eigenlijk
onmogelijk, want als ik goed geteld heb zijn in deze aflevering niet minder dan
37 dichters opgenomen die zich zonder uitzondering van hun beste kant laten
zien. Van uitschieters spreken is al even hachelijk. Toch vermeld ik een paar
van de dichters die mij bijzonder zijn bijgebleven. Voortreffelijk werk is er
van ‘groten’ als Benali, Gerbrandy, Gruwez, Jansma, Michel, Schaffer, Spinoy en
Van hee. Zij zijn niet meteen op zoek naar iets anders, maar stellen hier
uitmuntende verzen voor die laten zien waaraan ze momenteel werken; soms krijg
je als lezer wel de indruk dat het hier gepresenteerde materiaal pas echt goed
tot zijn recht zal komen in een groter geheel. Dat geldt ook wel voor enkele
‘jongeren’ die bijzonder sterk uit de hoek komen. Dodion presenteert
performance-achtige gedichten maar slaat toch een andere toon aan dan in haar
succesvolle debuutbundel. Dat geldt ook voor Tijl Nuyts, die indruk maakt met
een reeks geografische verzen, en voor Frank Keizer, die ultrakorte poëzie
voorstelt rond de hedendaagse identiteit. Als uitsmijter zijn er enkele
intrigerende verzen van Willem van Zadelhoff.
Deze aflevering geeft niet
enkel een staalkaart van wat er vandaag in het laboratorium van de poëzie
gebeurt, naar mijn mening is ook een van de sterkste volumes uit de
geschiedenis Het liegend konijn. Als
dat geen reden is om dit fraaie boek aan te kopen, dan weet ik het niet meer.
Antwerpen
Polis 2017, jrg. 15, nr. 1. 266 p. ISBN 9789463102278. Distr.: Pelckmans
deze pagina printen of opslaan