Haar verhuisdozen zijn nog lang niet
uitgepakt, maar aan de wonderlijke stilte in de lege kamers in haar nieuwe flat
in Berlijn voelt Arjeta Filipo meteen dat ze voor het eerst in twintig jaar thuiskomt.
Ze is opgegroeid in Sarajevo,
maar in 1992, kort nadat haar twee broertjes er al voetballend op straat op een
mijn trapten en omkwamen, verliet Arjeta de stad die vanuit de omliggende
bergen voortdurend werd beschoten. Ze trok naar Parijs en ging er filosofie
studeren.
Haar vader is gestorven tijdens de bijna vier jaar durende belegering
van Sarajevo. Haar moeder heeft het beleg overleefd, maar de oorlogsellende
heeft wel een blijvende schaduw op haar leven geworpen, vandaar Arjeta’s
pijnlijke vaststelling: ‘Ik heb haar midden in de vrede aan de oorlog
verloren’.
In de eerste zeven dagen na haar
verhuis - goed voor de zeven romanhoofdstukken - keert de bijna veertigjarige
Arjeta aan de hand van foto’s terug in de tijd, iets wat ze tot dusver zoveel
mogelijk heeft vermeden. Tijden, talen en steden lopen daarbij dooreen in haar
hoofd. Gelukkige herinneringen heeft ze aan de zomervakanties in Istrië, met
gemengde gevoelens overdenkt ze haar turbulente jaren in Parijs.
De oorlog blijft
ze liever wegduwen, maar hij komt niettemin bovendrijven of dringt zich langs omwegen
op, via een voorval in Parijs, bijvoorbeeld, waarbij Arjeta op de Pont Mirabeau
bruut werd overweldigd door Arik, de duistere schilder-fotograaf van wie ze dacht
dat hij voor haar was voorbestemd.
Nu eens roept Arjeta in één gebalde
zin een diepe emotie op, dan weer raakt ze niet wijs uit de brokstukken van haar
gedachten en rijgt ze slechts losse woorden aan elkaar. Soms bespeelt ze een wel heel lyrisch, bijna
ontoegankelijk register, zo onder meer wanneer ze bij het ochtendgloren dubt
over het gezang van de vogels in de bomen op de binnenplaats van haar flat:
‘En in de lente beheersen ze nog
altijd niet de syntaxis van de mensen, maar verzorgen ze zonder discussies
zingend hun vogelbruiloft. Misschien zijn onze leestekens de pauzes op de weg
naar een oereigen adem, die vlak achter de stembanden op ons wacht. In den
beginne. Was het woord. Dat ons allemaal beschermde’.
Marica Bodrožić
is erin geslaagd om op een ongedwongen manier flarden van de Joegoslavische politieke geschiedenis mee te
nemen in haar verhaal. Van een verwijzing naar het Kale Eiland, een
strafkolonie in de Adriatische Zee waar dissidenten onder Tito naartoe werden
gestuurd, tot het onbegrip van Arjeta’s moeder over de vurigheid waarmee een jeugdvriend
van haar dochter na jaren van etnisch geweld nationalistische ideeën bepleit.
Marica Bodrožić
(1973) groeide tot haar tiende op bij haar
grootvader in een dorp in Kroatië. Daarna is ze bij haar al eerder naar Duitsland geëmigreerde ouders gaan
wonen. Over haar thuiskomst in het Duits gaat haar autobiografische tekst
Sterne erben, Sterne färben (2007). Naast proza schrijft ze
ook gedichten en beschouwingen.
Kersenhout en oude gevoelens is de middelste roman van een trilogie over liefde, identiteit en de
kronkelwegen van het geheugen. In Das
Gedächtnis der Libellen (2010) was Arjeta’s vriendin Nadesjda de
spilfiguur, in Das Wasser unserer Träume
(2016) stond Ilja centraal, een man voor wie zowel Arjeta als Nadesjda ooit is
gevallen.
Alleen Kersenhout en oude
gevoelens, het deel dat in 2013 met de
EU-literatuurprijs werd bekroond, is naar het Nederlands vertaald - de duffe
titel van het origineel is woord voor woord overgenomen. Marica Bodrožić heeft de vriendschappen en liefdesrelaties er eerder schematisch
in uitgewerkt. Haar ware inzet
is Arjeta’s bekommernis om het
hervinden van een samenhangend ik tegen de achtergrond van een vernietigd vaderland.
Marica Bodrožić: Kersenhout en oude gevoelens, De Geus Amsterdam, 2017, 222 p. ISBN 9789044536461. Vertaling van Kirschholz und alte Gefühle door
José Rijnaarts en Irene Dirkes. Distributie: L&M Books
deze pagina printen of opslaan