Tijdens een twee weken durende oversteek van de Atlantische
Oceaan in de zomer van 1956 zoeken de Londense Eric Devon en zijn echtgenote
Nora verstrooiing bij een clubje medeopvarenden, die net als zij onderweg zijn
naar Europa. Een van de passagiers is de ik-vertelster van Carletons roman uit
1959. Zij is een Amerikaanse freelancejournaliste die in Europa gaat rondreizen.
In naam van haar Duitse vrienden die door de nazi’s zijn vermoord of in
ballingschap zijn gestorven, wil ze alleszins Berlijn aandoen om er te vieren
dat Hitlers Duizendjarige Rijk in puin ligt.
Met dat voornemen neemt ze Eric
Devon moeiteloos voor zich in. Hij vertrouwt haar tijdens de bootreis zelfs toe
wat hij al twintig jaar voor de buitenwereld heeft verzwegen: zijn echte naam
is Erich Dalburg, hij is geboren in Berlijn en heeft joods bloed; nadat hij in
1934 nazi-Duitsland ontvluchtte, vond hij een nieuwe thuis in Londen. Van geen
van de familieleden die hij achterliet, weet hij hoe het ze is vergaan.
Daarenboven is hij gaandeweg ook zichzelf kwijtgeraakt en dreigt hij stilaan
helemaal aan zijn onverwerkte verleden onderdoor te gaan. Een bezoek aan
Berlijn is volgens de vertelster en zijn echtgenote de beste manier om met
zichzelf in het reine te komen.
Met de twee dames in zijn kielzog gaat Eric Devon
daadwerkelijk tussen de brokstukken van zijn platgebombardeerde thuisstad op
zoek naar aanknopingspunten met zijn persoonlijke geschiedenis. Uit zijn
contacten met familieleden en vrienden blijkt hoe groot de verdeeldheid is in
het naoorlogse Duitsland. De Duitsers reageren uiteenlopend op de gruweldaden
van het nazibewind en staan bijgevolg ook verschillend tegenover de geallieerde
bezettingsmachten, die het land zijn beginnen te demilitariseren en te zuiveren
van het nazisme met het oog op het herstel van de democratie. Meermaals komt
ook het wederzijdse onbegrip naar voren tussen de Duitsers die voor of tijdens
de oorlog zijn gevlucht en diegenen die zijn gebleven.
Erics tante Rosie behoorde tot
die laatsten, al sympathiseerde ze geenszins met Hitlers misdadige regime,
integendeel. Zij verwijt Eric dan ook dat hij alle Duitsers als medeplichtig
beschouwt en pepert hem in dat het verdriet en de vervreemding die hij als
balling heeft ondergaan, hem blind maken voor het leed dat de oorlog in
Duitsland heeft veroorzaakt. Bovendien, zo stipt ze aan, is het verleden nu,
tien jaar later, verre van voorbij, ‘het was hier, onder ieders neus, en de
mensen moesten ermee leven’.
De ik-vertelster observeert vooral wat er gebeurt. Uit de
vele gesprekken die ze volgt, krijgt ze mee wat er tijdens soms pijnlijke
ontmoetingen naar boven komt. Dit perspectief van de registrerende
buitenstaander maakt het mogelijk om zonder veel omwegen in te zoomen op de
tijdsgeest van toen. Daar staat tegenover dat die aanpak zich meer leent tot
het weergeven van standpunten dan tot het uitdiepen van verhaallijnen en
personages.
De
Amerikaanse Verna B. Carleton (1914-1967) was bevriend met Gisèle Freund
(1908-2000), een joodse fotografe die Duitsland in 1933 had verlaten vanwege
het opkomende nazisme. De schrijfster vergezelde haar vriendin, toen die in
1957 naar Berlijn reisde, en putte uit die trip inspiratie voor deze
historische roman.
Verna B. Carleton: Terug naar Berlijn, Querido, Amsterdam 2017, 349 p.
Vertaling van Back to Berlin. An Exile Returns, 1959 door Natalie Koch. ISBN 9789021405292. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan