Een pad van woorden
Over
Virginia Woolf noteert David Trevor, een van de hoofdfiguren in Verdwaaltijd van Kathy Mathys: ‘Woolf
glipte graag voor even de levens van anderen binnen. Ze wandelde om te
ontsnappen aan zichzelf.’ Het wandelen, het dwalen en verdwalen is het
toonaangevend motief in de roman: letterlijk omdat zowat alle personages
voortdurend in beweging zijn of figuurlijk omdat ze gedreven worden door een
innerlijke onrust.
De titel Verdwaaltijd kan ook worden benaderd vanuit de
literair-theoretische opvatting die het fundament vormt van Mathys’
schrijverschap: de roman ‘dwaalt’ in nerveus naast elkaar gezette fragmenten
doorheen de levens van een aantal personages. Het lijken brokstukken,
spiegelende scherven van prisma’s waartussen de lezer voorzichtig zijn weg moet
zoeken van buitenwereld (van landschappen waarin wordt rondgezworven, tot en
met de aan- en afwezigheid van anderen in hun levens) naar binnenwereld (ieder
personage lijkt op zoek naar zichzelf). Betekenisvol in dat perspectief is het
slot van de roman:
‘Voor het eerst dat jaar paste
de buitenwereld bij haar binnenwereld. Het ongeduld begon te ritselen in haar
benen. Ze trok haar schoenen aan en liep de straat op.’
Marcia - over haar gaat het hier
– lijkt er vanuit een gevoel van loutering klaar voor, de beweging kan weer
worden ingezet. Het ‘ontsnappen aan zichzelf’ waar Virginia Woolf het over had,
wordt hier positief, met zicht op verdere en nieuwe mogelijkheden in de
toekomst ingekleurd.
De kunst van het verdwijnen
Met fragmenten uit ‘De kunst van het verdwijnen’, een tekst waarvan
de lezer stapsgewijs kennis neemt, brengt Mathys via het beproefde systeem van
de roman-in-de-de-roman het leven van David Trevor in kaart. In wat als een
verkapte autobiografie van het personage Trevor wordt gepresenteerd (maar ook
hier weze de lezer gewaarschuwd: ‘er zijn veel manieren om autobiografie te
plegen’) volgen we de lijnen op de kaart van diens leven: de relatie met
jeugdvriendinnetje Kay, haar onrust, haar verdwijnen en onverwacht weer
opdoemen, de vraag of ze nu al dan niet nog in leven is. En wat zich tussendoor
afspeelt: de aanwezigheid van de woestijnvrouw in Davids leven, de manier
waarop hij toenadering zoekt en vindt tot Marcia.
En hier wordt een nieuwe draad in het verhaal
uiteengerafeld: Marcia is gescheiden van Thierry en blijft achter met de zorg
voor een puberende dochter. En eens we Marcia hebben leren kennen, komen we -
nieuwe draad waaraan wordt getrokken – op het levenspad van haar vriendin Emma.
Zij zoekt, zeker na de dood van haar ouders en haar zus die in een verkeersongeval
zijn omgekomen, naar een vorm van houvast binnen haar huwelijk met Theo, van
wie zij maar niet kan begrijpen dat hij zijn vader de rug heeft toegekeerd.
En dan is er het verhaal van de schilder-fotograaf Ben, die
het portret van Emma maakt, op gezette tijden de liefde bedrijft met haar en
daarnaast ook even iets blijkt te hebben met Marcia’s dochter… Ben blijft een
intrigerend personage in de manier waarop hij de spanning tussen kunst en
werkelijkheid belichaamt en in de roman de vraag introduceert naar de graad van
vrijheid die een kunstenaar zich kan en mag toemeten. Als verbindend motief
fungeert in de roman het landschap dat in zijn diverse vormen waarin het bijna
tastbaar aanwezig wordt gesteld, mede de rijkdom van Verdwaaltijd illustreert: er is het overweldigende decor van de
redwoods in het Californische Weott, waar David zich heeft teruggetrokken
(‘misschien heeft mijn fascinatie ook te maken met de manier waarop de tijd
verglijdt in het woud’), tot en met het stedelijke landschap van o.m. Brussel
en de kleinschaligheid van het dorp waar Emma is opgegroeid. Of, zoals David
het verwoordt in een artikel over de Mojave-woestijn: ‘Ik geloof dat
landschappen hun stempel drukken, dat de manier waar we praten en bewegen
voortvloeit uit dat landschap en dat je een verhaal schade toebrengt wanneer je
het wegrukt uit zij context.’)
In ‘De kunst van het verdwijnen’ heeft David het op zeker
moment over de drijfveer van zijn schrijven:
‘Later die dag zat ik buiten een vuurtje te stoken toen ik
voor het eerst overwoog om over Kay te schrijven. […] Ik had nooit echt geloofd
dat ik het raadsel zou kunnen oplossen, wel dat ik het een vorm kon geven zodat
ik er daarna niet meer hoefde aan te denken.’
Kathy Mathys kruipt onder het
vel van haar personages, zij schraapt en schaaft tot de essentie komt bloot te
liggen, ook in de taal. Ze heeft oog voor het sprekende detail (‘oogleden
dunner dan vlindervleugels’), een nummer op de iPod klinkt ‘alsof de zangeres
met haar lied het licht wilde binnenhalen’, hoe steriel de relatie is tussen
Emma en Theo blijkt hieruit: ‘Hun taal was hun ontglipt.’ En dit beeld, om
Marcia’s vertwijfeling te illustreren: ‘Ze had iets nodig om zich toe te
dekken. Woorden misschien. Een pad van woorden tot bij het lichaam dat ze
geweigerd had te bekijken.’ Op het pad van woorden dat Kathy Mathys in Verdwaaltijd blootlegt, zullen – zo durf
ik te hopen – veel lezers haar volgen.
Kathy Mathys: Verdwaaltijd,
Polis, Antwerpen 2018, 334 p. ISBN 9789463101448. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan