Denis (Hale)
Johnson (1949-2017) werd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog geboren in
München (West-Duitsland) en stierf op 67-jarige leeftijd aan leverkanker in
Gualala (California). Zijn vader was verbonden aan het United States
Information Agency, zodat Denis opgroeide binnen een gemeenschap van diplomaten
en militairen (inclusief CIA en FBI) in Manilla, Tokio en Washington D.C.
Op de
Filippijnen begon de veertienjarige Denis rum te drinken. Een eerste stap in
zijn groei als ‘dark poet of drugs, drink, and alienation’. Johnson debuteerde
op zijn negentiende met de poëziebundel The
Man among the Seals (1969). Hij behaalde zijn Master of Fine Arts aan de
University of Iowa (1974), waar hij les kreeg in creative writing van Raymond
Carver, met wie hij regelmatig doorzakte.
Johnson was
in die periode en tijdens zijn eerste huwelijk verslaafd aan alcohol en drugs.
Zoals veel schrijvers voor hem geloofde hij sterk in het samengaan van
roesmiddelen en creativiteit. Op zijn eenentwintigste werd hij voor het eerst
opgenomen in een psychiatrische kliniek en later opnieuw tijdens zijn eerste spaak gelopen
huwelijk. Uiteindelijk drong het tot hem door dat zijn verslaving weinig
literaire productie opleverde.
‘I was
actually concerned about getting sober - this is typical of people who feel
artistic. They feel if they get away from drugs and that crazy life, they won't
be writing as much, won't have the inspiration. I finally figured it only meant
I'd be writing three paragraphs less a year, because I'd only written two stories
and 37 poems in about a decade’. (New
York Magazine)
Sinds het begin van de jaren 1980 tachtig is Johnson nuchter en een vaste klant bij Alcoholics Anonymous (AA).
Een omschakeling van ‘criminal hedonist’ naar ‘Christian’ en ‘citizen of life’.
Hij drinkt sloten koffie om zijn hervonden creativiteit als romancier, dichter,
toneelschrijver en journalist te kanaliseren. Het begin van een vruchtbare
carrière die voor een belangrijk deel schatplichtig is aan zijn ervaringen als
verslaafde.
Als romanschrijver
debuteerde Johnson met Angels (1983, Engelen). Na deze vroege
vertaling (1986) was er op de verhalenbundel Jesus'
Son (1992, Jezus’ zoon) na bij
ons lang geen belangstelling meer voor zijn oeuvre, tot hij in 2007 de National
Book Award won met Tree of Smoke (2007, Een zuil van rook) en
internationaal helemaal doorbrak.
Vier van de vijf
romans die hij in de tussentijd publiceerde (Fiskadoro (1985), The Stars
at Noon (1986), Resuscitation of a
Hanged Man (1991), Already Dead: A
California Gothic (1997), The Name of
the World (2000, De naam van de wereld)) zijn nog niet in het Nederlands vertaald, maar de romans die
sindsdien verschenen zijn en de postume verhalen werden trouw vertaald.
Nobody Move (2009,
vertaling Sta stil), Train Dreams (2002 (voorpublicatie The Paris Review, (O Henry Award 2003)),
2011, Treindromen), The Laughing Monsters (2014, De lachende monsters), The Largesse of the Sea Maiden (2018, De gulheid van de zeemeermin). Aangevuld
met poëzie, toneelstukken, scenario’s, essays en journalistiek werk, laat de
vroegtijdig gestorven Johnson toch een stevig en zeer divers oeuvre achter.
Die
diversiteit, die we ook terugvinden binnen de romans (gaande van apocalyptisch
tot familiedrama, van hard-boiled noir en episch oorlogsdrama tot spionagethriller),
lijkt voor Johnson de onrust en gebrek aan concentratie van een junkie te
weerspiegelen: ‘I get bored quickly and try another style, another genre,
another form. To me the writing is all one thing, or maybe I should say it's
all nothing. The truth is, I just write sentences’. (Los Angeles Times)
Fictie
schrijven is voor Johnson uiteindelijk een manier om met de ondoorgrondelijke
chaos van het universum in het reine te komen. ‘Johnson County’ is een
territorium van anarchie en waanzin waar hij ooit als verslaafde in verdronk en
in zijn oeuvre keer op keer opnieuw mee geconfronteerd wordt. Aan die chaos
ontleent Johnson zijn uit ‘zinnen’ gebundelde publicaties.
‘My projects
tend to develop over years, beginning with scattered notes; then I start
puttering and tinkering with ideas, voices, descriptions, and then I progress
to some serious fooling around, and in the latter stages I settle down and try
to produce a couple of pages every day, with an occasional day off’. (Yale Literary Magazine)
Drie pijlers
schragen het nalatenschap van Johnson: Het cultboek Jezus’ zoon, een uitgepuurde verhalenbundel die postuum een vervolg
kreeg in De gulheid van de zeemeermin;
de Vietnam-roman Een zuil van rook, die ondanks controverse bekroond werd met de National Book Award 2007 én genomineerd werd voor de Pulitzer Prize Shortlist 2008; en de historische novelle Treindromen, genomineerd voor de Pulitzer Prize Shortlist
2012 .
De oorsprong
van de iconische verhalenbundel Jezus’
zoon (1992) ligt ironisch genoeg in een belastingschuld bij de Amerikaanse IRS. Om een deel af te lossen schreef Johnson enkele verhalen
voor magazines. Na publicatie deed hij op basis van die verhalen een voorstel
voor een verhalenbundel aan zijn uitgever in ruil voor de volledige aflossing
van zijn belastingschuld.
Naar
verluidt was de uitgever in eerste instantie weinig opgezet met het resultaat.
Elf minimalistische, tot op het bot uitgepuurde verhalen die verteld worden
door de aan alcohol en drugs verslaafde junkie Fuckhead (FH). Met hallucinerende
verwarring en tegelijk schijnbaar heldere inzichten, loodst de verteller ons
door een maatschappelijke hel van ‘zondaars, zonderlingen, verstotenen en
verdoemden’.
Gaandeweg
groeide het uit tot een gegeerd cultboekje. In zijn inleiding tot de vertaling noemt Tommy Wieringa het ‘hard en zuiver als diamant’: ‘Het moet zuiver
zijn, uitgepuurd, je ogen moeten je in de kop branden als je het leest, zó
zuiver, alsof je in een lasvlam kijkt’.
Denis Johnson bewijst met zijn lijvige roman Een zuil van rook dat er nog
altijd leven zit in het Vietnam-verleden van de Verenigde Staten. CIA-spion
Skip Sands beweegt zich (al dan niet) in de schemerzone van psychologische
operaties gericht tegen de Vietcong. Zijn oom, een CIA-kolonel, wordt door de
interne politiek tegengewerkt, maar draait mogelijk helemaal door. En dan zijn
er nog een paar personages waarvan het niet duidelijk is voor welk kamp ze
werken.
Het resultaat van al die verwarring is een surrealistische
reis van personage naar personage, die peilt naar de condition humaine. Of
gewoon het verhaal van een ‘quiet & ugly American’ die een ‘wise & good
American’ wou zijn, maar uiteindelijk zichzelf zag als een ‘real & fucking
American’. Dit boek staat niet alleen voor een harde veroordeling van de oorlog
in Vietnam, maar ook van het morele bankroet van de VS.
Na 1964 was 2012
voorlopig pas het tweede jaar dat er geen laureaat voor de Pulitzer Prize
for Fiction bekroond werd. Voor eeuwig en altijd blijven Karen Russell (Swamplandia!), David Foster Wallace (The Pale King) en Denis Johnson (Train Dreams) voor het hoogste schavotje
wedijveren.
De novelle Treindromen (2011) had met amper
zesentachtig bladzijden zeker geen letterlijk gewicht in de schaal te leggen tegenover
lijvige romans van respectievelijk zo’n 450 en 600 bladzijden, maar deze sobere roman heeft wel een adembenemende intensiteit.
De
Amerikaanse (spoorweg-)arbeider Robert Grainger verliest vrouw en kind in een
bosbrand, waarna hij zich gebroken terugtrekt in de wildernis van Idaho.
Verteerd door schuldbesef en hallucinaties verliest hij zijn greep op de
werkelijkheid. Een beklijvende ballade over de prijs die gewone mensen betalen
voor de maatschappelijke vooruitgang.
Centraal
staat het overweldigende landschap en de snelle socio-economische veranderingen
die het Amerikaanse westen doormaakt tijdens de eerste helft van de twintigste
eeuw. De personages ondergaan het noodlot en de teloorgang van de Amerikaanse
droom, net zoals de ongelukkige zwervers uit Jezus’ zoon.
Geboren eind
negentiende eeuw is Grainger een getuige van twee totaal verschillende werelden.
Als arbeider en pionier is hij onderdeel van de machine die in de twintigste
eeuw het spoorwegnetwerk aanlegt en de industriële transformatie van het
iconische westen doorvoert. Zo wordt Grainger een levende metafoor van
de maatschappelijke omwenteling, zij het ten koste van zijn persoonlijk geluk.
De vijf
verhalen uit de postume bundel De gulheid
van de zeemeermin (waarvan drie verhalen eerder gepubliceerd werden in
magazines als The New Yorker (2014,
2017)) zijn gemiddeld drie keer zo lang als de verhalen uit Jezus’ zoon. Minder uitgepuurd, met meer
ruimte om de (te ontwarren) rode draad te laten meanderen en om binnen een
haast tijdloos vacuüm de levens van alcoholici en junkies te doorspitten.
Een
kwarteeuw na Jezus’ zoon primeert nog
steeds de door ‘drugs, geweld, treinen, vrouwen en verlangen’ geobsedeerde
antiheld van Jack Kerouacs Beat-generation, maar de onaangedane argeloosheid
van de jonge Fuckhead uit Jezus’ zoon
is verdwenen. Schrijverschap, verloren tijd, de druk van het verleden en omgaan
met de nakende dood maken van deze verhalen een passend sluitstuk van een
oeuvre dat met een postume, afscheidnemende ‘Elvislijke groet’ de tand des
tijds tegemoet gaat.
In het
recent bij Koppernik vertaalde The Name of the World (2000, De naam van de wereld)
wordt een kunstwerk op een linnen laken van de hand van een anonieme slaaf gebruikt om de
chaos en de verwarring van de wereld te verbeelden. Eén perfect met inkt
getekend vierkantje waaiert uit in concentrische met de vrije hand getekende grotere vierkanten waarvan de imperfectie steeds verder uitvergroot wordt zodat de
randen uitmonden in chaotische dwalingen.
Het kunstwerk wordt een metafoor voor het lijden van verteller
Mike/Michael Reed wiens leven ontspoorde nadat hij zijn jongere vrouw en
dochtertje verliest in een verkeersongeluk. Een ongeluk dat hij, achteraf
gezien, had kunnen helpen voorkomen. Hij overleeft als assistent-professor
geschiedenis aan een universiteit in het Midden-Westen. Gedoemd om apathisch van
de ene weinig vergende aanstelling naar de andere te zwerven, gebukt onder de
neerwaartse spiraal van zijn lotsbestemming.
Het academische hoofdpersonage is atypisch voor Johnsons meer marginaal georiënteerde oeuvre, maar ook hier maken alcohol en gokken deel uit van de pogingen om te vergeten wat zich niet laat vergeten. Een bloemenmeisje, de stripper/kunstenaar Flower Cannon, trekt de aandacht van Mike. Hij herkent in haar zijn vrouw en dochter en haar ongeremde levensstijl biedt hem gaandeweg een ontsnapping uit de vicieuze cirkel van zijn vastgelopen bestaan.
Hij omarmt zijn eeuwig durende verlies en kiest voor een actief en reizend bestaan als hedendaags historicus en (oorlogs)journalist. Introspectie staat centraal in dit stilistisch uitgepuurd kleinood. Het oeuvre van Johnson blijft na zijn dood een bron van continue ontdekking. Wat romans in vertaling betreft, zitten we halverwege, als we Angels (Engelen, De Arbeiderspers, 1986) een herkansing gunnen.
Denis Johnson: De naam van de wereld, Koppernik, Amsterdam, 2020, 155 p. ISBN 9789492313898. Vertaling van The name of the world door Peter Bergsma. Distributie Elkedag Boeken
Denis
Johnson: De gulheid van de zeemeermin, De Bezige Bij, Amsterdam, 2018, 223 p.
ISBN 9789403111407. Vertaling van The Largesse of the Sea Maiden door Peter
Bergsma. Distributie Standaard Uitgeverij
Denis
Johnson: Treindromen, Atlas Contact 2017, Amsterdam, 93 p. ISBN 9789026341120.
Vertaling van Train Dreams door Maarten Polman. Distributie VBK België
Denis
Johnson: Jezus’ zoon, De Bezige Bij 2016, Amsterdam, 172 p. ISBN 9789023494874.
Vertaling van Jesus’ Son door Rob van Erkelens. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan