De term nova is in de kosmologie voorbehouden
voor een ster die plotseling uitbarst. In de buitenste gaslaag stapelen atomen
afkomstig van nabije hemellichamen zich op tot het punt dat er kernreacties
ontstaan. Bij een dergelijke uitbarsting komt zoveel energie vrij dat de
helderheid van de ster tot wel honderdduizend keer groter wordt, met als gevolg
dat het hier op aarde lijkt alsof er uit de oneindige duisternis van de ruimte
plots een nieuwe ster tevoorschijn komt. Het is tevens in deze donkerte – de
ruimte tussen dat wat we kennen – dat wij moeten gaan zoeken naar wie wij echt
zijn, naar onze drijfveren en verlangens, tot de antwoorden als het ware
oplichten aan de hemel. Of juist niet natuurlijk.
In Nova, de debuutroman van de Nederlandse theatermaker en
liedjesschrijver Daniël Samkalden (1979), omschrijft de briljante
sterrenkundige Julie dit als de zoektocht naar ‘het hypothetische iets’. Ook al
spreekt ze deze woorden uit in een conversatie over haar wetenschappelijk
onderzoek, als lezer voelen we dat er meer achter zit. We vertoeven dan immers
al een hele tijd in haar hoofd, waar we inzicht hebben gekregen in haar rigide
werkmethode en rationele denkvermogen. Ze leeft haar leven vastberaden, laat
geen plaats voor verrassingen, laat zich niet afleiden door emoties van welke
aard dan ook. Wie houdt zoiets vol?
In afwisselende hoofdstukken
leren we ook Maarten Schrepel kennen, een schrijver die door hard en
gedisciplineerd werk een behoorlijk oeuvre bij elkaar neerpent zonder ooit
aanspraak te maken op de status van bestsellerauteur. Het derde hoofdpersonage
is Thomas de Poes, een mediageile bioloog en dierenrechtenactivist met een
hardnekkig drankprobleem.
Ondanks de clichématige uiteenzetting van het drietal in
het eerste deel van het boek, slaagt Samkalden er wel in om hen elk een eigen
stem te geven door te variëren in stijl en vertelperspectief. Alleen is hij
daarin bij momenten nogal onzorgvuldig. Hoe geloofwaardig is het als de
analytische wetenschapper Julie denkt: ‘We zouden overal en nergens kunnen
zijn. In een onderzeeër. Een couveuse. Onderweg naar een ster. Misschien worden
we wakker als een vlinder. Hier in de mist verbergt zich de toekomst.’? We
slagen er maar met moeite in, zelfs met inachtneming van het feit dat ze op dat
ogenblik voor haar onbekende verlangens ervaart.
De beste stukken in de roman
zijn de scènes waarin de drie elkaars pad kruisen – als gevolg van een nieuwe
baanbrekende theorie van Julie of het snelle geldgewin van een sluwe uitgever.
De dialogen zitten goed en de interactie werkt. Ook ontstaat er een plotse
dynamiek in de gebeurtenissen die op andere plaatsen ontbreekt.
Helaas zijn de drie
protagonisten te vaak op zichzelf aangewezen, wat mogelijk te wijten is aan de
beperkende vorm van het boek. Het verhaal bestaat uit vier delen, naar de vier
kwartieren van een maancyclus. Elk deel telt dan weer drie hoofdstukken – een
voor elk personage. Tussen de delen vinden tijdsprongen plaats waarin heel wat
gebeurt, maar wát er precies gebeurt, blijft soms te veel in het ijle hangen.
Niet geheel verwonderlijk resulteert dit in enkele momenten van verbazing en
ongeloof naar het einde toe. Niettemin doet Nova
uitkijken naar meer van Samkalden, want de schrijfstijl en het opzet getuigen
van durf en gretigheid. Misschien was de auteur bij zijn eerste worp net iets
te ambitieus.
Daniël Samkalden: Nova, De Bezige Bij, Amsterdam 2018, 286 p. ISBN
9789403122809. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan