In Scandinavië is de Zweedstalige Finse
schrijfster en illustratrice Tove Jansson (1914-2001) wereldberoemd om haar
Moemins, nijlpaardachtige
figuurtjes die ze allerhande avonturen laat beleven in kinderboeken die tussen
1945 en 1977 verschenen. Ze zijn in vele talen vertaald, ook in het Nederlands.
In 1966 won ze
de Hans Christian Andersenprijs, een van de meest prestigieuze oeuvreprijzen
voor kinder- en jeugdliteratuur. Fair
play is een van haar elf boeken voor volwassenen. In de omslagtekst van de
oorspronkelijke uitgave uit 1989 noemt ze het een roman, meer bepaald een
‘vriendschapsroman’ over twee vrouwen die al dertig jaar een leven van ‘werk,
vreugde en opschudding’ delen.
Mari is schrijfster en illustratrice, Jonna is kunstenares
en filmmaakster. Ze is de koelste van de twee, praktischer ingesteld ook dan
Mari en gaat recht door zee. Mari is minder zeker van haar stuk, een nieuwe dag
ziet ze niet per se als een ongerepte vlakte die zich voor haar uitstrekt. Ze
wonen ieder aan een kant van een appartementencomplex bij de haven van
Helsinki. Tussen hun ateliers ligt een zolder, ‘een onpersoonlijk
niemandsland’, dat maakt dat ze elk op hun eigen domein ongestoord kunnen
werken. Allebei worden ze aangetrokken door het geregisseerde, het bewust
gestileerde dat betekenis verleent aan kunst, waardoor ze die vaak sprekender
vinden dan de prozaïsche realiteit.
’s Avonds trekken ze bijvoorbeeld
graag tijd uit voor filmklassiekers, die op tv worden uitgezonden en waarvan
Jonna haar opnames verzamelt in een filmbibliotheek. Ze heeft een zwak voor
westerns vanwege de vriendschap tussen mannen die elkaar eeuwig trouw zijn in
een context van eer, gerechtigheid en ridderlijke moed. Dit genre kan Mari maar
matig bekoren. Toch vat ze doorgaans ook voor de wildwestfilms post voor het
tv-toestel, waar Jonna voor het slapengaan een zilveren doek overheen hangt om
het te beschermen tegen stof en het ochtendlicht.
Ze zijn graag met z’n tweeën
alleen. Bezoekers die gevraagd of ongevraagd komen opdagen, veroorzaken
steevast beroering, ongeacht of het nu gaat om de privéleerlinge van Jonna, de
tweeënnegentigjarige ietwat arrogante kunstenaar die getekende sprookjesfiguren
van Mari bezielt in de vorm van marionetten, of de angstige meisjesscout Helga,
die als kind door Mari’s moeder in bescherming was genomen.
Als ze op reis gaan, wat ze
graag en vaak doen, heeft Jonna steevast haar achtmillimetercamera in de
aanslag om te filmen, zo ook tijdens een lange busreis door Arizona. Die brengt
hen in Phoenix, een weinig opmerkelijke plek die evenwel kleur krijgt door de
guitigheid waarmee hun kamermeisje Verity haar werk ter harte neemt en hen
daarenboven ’s avonds meetroont naar de piepkleine, overvolle bar van haar
vriendin Annie.
In Fair play is er
beeldmateriaal opgenomen uit het persoonlijke archief van Tove Jansson. Daaruit
blijkt hoe dicht de verhalen bij de schrijfster staan. Zo is er de foto waarop
ze buiten, op het eilandje Klovharu, aan een robuuste houten tafel zit te
werken, zij aan zij met de grafisch kunstenares Tuulikki Pietilä, haar partner
en reisgenote voor het leven.
Het leven van Jonna en Mari is eenvoudig en puur, en zo
zijn ook de taferelen waarrond deze verhalen zijn opgebouwd. De twee vrouwen
zijn verbonden in liefde en creativiteit, maar geven elkaar de ruimte die ze
nodig hebben. Onenigheid flakkert soms op, maar dooft even snel weer. Of zoals
de Schotse schrijfster Ali Smith – haar partner is niet toevallig ook een
filmmaakster - het in haar voorwoord stelt: de diepe, liefdevolle vriendschap
tussen Mari en Jonna getuigt van een ‘evenwicht dat zowel broos als
revolutionair’ is.
Tove Jansson: Fair play, De Geus, Amsterdam, 2018, 123 p. ISBN 9789044540772.
Vertaling van Rent spel door Kim Liebrand. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan