De kunst
van het verliezen, de roman waarmee de Franse Alice
Zeniter al drie literaire prijzen won, is het verhaal van een lastige
geschiedenis. In het boek, dat in drie delen is opgedeeld, vertelt Zeniter het
verhaal van een Algerijnse familie die in 1962, als Algerije onafhankelijk
wordt, naar Frankrijk vlucht. De drie delen van het boek stemmen grosso modo
overeen met de drie generaties die in de roman aan het woord worden gelaten:
grootvader Ali, vader Hamid en kleindochter Näima, vanuit wier perspectief het
verhaal vertrekt.
In het Algerijnse dorp waar Naïma’s familie vandaan komt, is Ali door
toeval een belangrijke werkgever geworden, een notabele bijna. Hij is ook
oorlogsveteraan: in de Tweede Wereldoorlog heeft hij, net als vele andere
Algerijnen, meegevochten aan de zijde van de Fransen. Hoewel de verhoudingen
tussen de ‘echte Fransen’ en de Franse Algerijnen zeker niet onproblematisch
zijn, vindt Ali de situatie wel oké zo. Hij heeft een gezin, hij heeft aanzien
– hij vindt zijn leven best te pruimen. Als er in 1954 een beweging in opstand
komt tegen de Franse koloniale macht, heeft Ali vooral schrik voor de gevolgen
hiervan op het kwetsbare evenwicht in de Algerijnse samenleving.
Hoewel Ali in theorie
sympathie kan opbrengen voor de opstand, beseft hij al snel dat de leden van
het FLN voornamelijk gewelddadige bruten zijn die er niet voor terugschrikken
om iedereen die niet actief aan hun revolutie meewerkt door het hoofd te
schieten. Pragmatisch als hij is, besluit Ali de kant te kiezen van degene die
zijn familie op dat moment de meeste bescherming kan bieden. Hij wordt een
‘harki’: een Algerijn die de Fransen helpt bij de bestrijding van het Nationaal
Bevrijdingsfront. Ali geeft beperkte informatie door aan de Franse officieren
die hij kent, levert voornamelijk onschuldige hand- en spandiensten waarmee hij
(naar zijn aanvoelen) niemand in gevaar brengt, maar als Algerije in 1962
onafhankelijk wordt en de macht in handen komt van het FLN, wordt zijn situatie
zo penibel dat hij besluit samen met zijn gezin het land te ontvluchten.
Wat daarop volgt, is
het tragische verhaal van de Franse vluchtelingenkampen waarin Ali’s kinderen
al snel leren dat het beter is om vaag te blijven over de rol van hun vader in
de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. Het gezin wordt uiteindelijk gehuisvest
in Normandië, waar ze terechtkomen in een grauw appartementsgebouw samen met
andere Algerijnse vluchtelingen. Van dan af wordt vooral gezwegen over de
familiale geschiedenis: door Ali, omdat hij zijn kinderen een nieuw leven wil
geven, en door Hamid, de oudste zoon, die zich schaamt om de rol van zijn
vader. Als Naïma, Hamids dochter, voor haar werk naar Algerije moet reizen,
gaat ze op zoek naar haar dubbele identiteit en het verhaal van haar vader.
De kunst van het verliezen is een
lastige geschiedenis, omdat de roman niet alleen gewelddadige koloniale
structuren blootlegt (een onderwerp dat zowel in het Franse als in het overige
Europese bewustzijn graag onaangeroerd blijft), maar ook omdat het focust op
het lot van de harki’s, een groep die in Algerije beloond werd met ‘de
Kabylische glimlach’ (een verticaal doorgesneden keel) en in Frankrijk als
gevangenen behandeld werd. De roman is daarbij niet enkel interessant als blik
op een tot nog toe weinig geëxploreerde geschiedenis, maar benadrukt ook de
verbanden en gelijkenissen met actuele conflicten in het Midden-Oosten, de
huidige vluchtelingenstroom en de manier waarop Europa daarmee omgaat.
De nuance en
verfijndheid waarmee Zeniter het verhaal van Ali’s familie vertelt, is zonder
weerga en is, in deze tijden van maatschappelijke polarisatie, meteen ook de
grootste troef van de roman. Hoewel De
kunst van het verdwijnen een lijvig boek geworden is, zorgt Zeniters
duidelijke en toegankelijke vertelstijl er toch voor dat het geen boek is dat
afschrikt, maar waar je, integendeel, doorheen vliegt. Tezelfdertijd schrijft
ze voortdurend zinnen die je wil onthouden, waardoor je op den duur bijna hele
pagina’s markeert. Zeniter wordt daarom terecht als een van de grote opkomende
talenten van de Franse literatuur gezien.
Ik heb gezocht naar een citaat
dat het meest representatief is voor de roman, kon niet kiezen, maar koos
uiteindelijk het volgende:
‘Ze [de kinderen van Ali] moeten niets hebben van de wereld
van hun ouders, een wereldje net zo groot als de afstand tussen de flat en de
fabriek, of tussen de flat en de winkels. Een wereld die zich in de zomer
nauwelijks opent als ze naar hun oom Messaoud in de Provence gaan, en na een
zonovergoten maand weer sluit. Een wereld die niet bestaat, omdat het een
Algerije is dat niet meer bestaat of nooit echt heeft bestaan, maar aan de rand
van de Franse samenleving tot nieuw leven is gewekt. Ze willen een volwaardig
leven, niet overleven. En bovenal willen ze niet meer dankjewel hoeven te
zeggen voor de kruimels die ze toegeworpen krijgen. Ja, dat is wat ze tot nu
hebben gehad: een leven vol kruimels. Meer heeft hij zijn gezin niet kunnen
bieden.’
Als
een mes in de Franse wonde, lijkt me.
Alice Zeniter: De kunst van het
verliezen, De Arbeiderspers, Amsterdam 2018, 479 p. ISBN 9789029525701.
Vertaling van L'art de perdre door
Marijke Arijs, Floor Borsboom en Martine Woudt. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan