‘Ik ken PM al veertig jaar. Ik was achttien
toen ik hem ontmoette, en het leek me meteen geweldig om de assistente te
worden van die metafysische detective’. Zo begint de tekst ‘P.M.’ van Dominique
Zehrfuss (1951), de echtgenote van Patrick Modiano (1945). Haar poëtische
beschouwing, die ze in 2012 al schreef en waarmee Blue Aloha opent, geeft een fascinerende inkijk in hoe Modiano’s
subtiel getoonzette proza ontkiemt.
Van zijn bedwelmende,
melancholieke toon valt er evenwel nog niet veel te bespeuren in zijn eerste
verhaal in Blue Aloha. ‘Ik ben een eenzame jongeman…’ schreef hij in 1966, twee
jaar voordat zijn romandebuut De plaats
van de ster uitkwam. De jongeman uit de titel is om en bij de twintig en
wordt samen met leeftijdsgenoten gevangengehouden in een met roze prikkeldraad
omheind concentratiekamp. De kampleiding laat volop kleding, parfum, sigaretten
en ladingen andere koopwaar aanrukken. Voorts wiegt ze de jonge gedetineerden
in slaap met LSD en sentimentele muziek. Kapo’s als Adamo, Françoise Hardy,
Johnny Hallyday en Sylvie Vartan ‘voeren hen mee op een zee van tederheid om
hen weerloos uit te leveren aan hun beulen’, want wat hen uiteindelijk te
wachten staat is deportatie en vervolgens uitroeiing.
Dit verhaal, dat Modiano op zijn
eenentwintigste schreef, is een en al bijtende parodie op de massaconsumptie en
het genot waar zijn eigen generatie van babyboomers zich in wentelde: ‘Ja, we
zijn verwende kinderen. Nee, we zijn niet aan het front gestaald, we hebben nog
niks meegemaakt. Nee, het ontbreekt ons niet aan zakgeld. Ja, we leven in een
welvarend, goedverlicht en brandschoon kamp. In plaats van wachttorens hebben
onze leiders winkels en horecabedrijven laten bouwen’.
In ‘Kalenderbladen’ heeft Modiano
dan weer in een fragmentarische stijl een testament opgemaakt van zijn jeugd.
Aan bod komen onder meer het internaat, het geldgebrek thuis en de schimmige
zaakjes van zijn vader en diens kompanen. Sommige van die aantekeningen uit
2001 heeft hij later verwerkt in Un
pedigree, in het Nederlands verschenen als Een Stamboek (2005). Daarin komt bijvoorbeeld de korte bespiegeling
terug bij Raymond Queneau, die hem in de jaren zestig bij uitgeverij Gallimard
binnenloodste: ‘De lach van Queneau. Half geiser, half ratel. Maar ik ben niet
goed in metaforen. Het was gewoon de lach van Queneau’.
Zijn jeugdwerk draagt het
stempel van zijn ‘stamboek’, zo stipt Dominique Zehrfuss aan in ‘P.M.’. Hoe
meer zijn oeuvre gestalte kreeg, hoe meer echter de ongrijpbaarheid er een plek
in verwierf en deel ging uitmaken van de zogenaamde ‘petite musique modianesque’:
Modiano’s met een troebel waas bedekte precisie, zijn fluïde personages, de
onberekenbaarheid van het geheugen, de obsessie van de schrijver met eigennamen
en topografie.
In ‘Hartenkreet’ is die sfeer duidelijk voelbaar. Het verhaal werd als
‘Courrier du cœur’ voor het eerst in 1974 gepubliceerd en is opgevat als een
brief waarin de uit Parijs gevluchte hoofdpersoon op een oudejaarsavond zijn
hart uitstort bij een in vroeger tijden bekende filmactrice. Centraal in zijn
relaas staan de vier onaangename figuren die hem in een Normandische badplaats
achtervolgen en die hij maar niet van zich af kan schudden.
Het zuiverst klinkt de ‘petite
musique modianesque’ in het in 1983 geschreven ‘De tijd’. De ik-figuur, die in
de jaren zestig soms over de vloer kwam bij Guy Scheffer, vraagt zich nu,
vijftien jaar later, af wat er van hem is geworden. Een telefoonnummer in een
van zijn oude agenda’s brengt hem op het spoor van Scheffer. Wanneer die niet
op tijd op hun afspraak is, laat de verteller zichzelf binnen in diens
appartement met de sleutel die onder de deurmat ligt. Meteen wordt hij
ingehaald door het verleden, een ‘tijd van uitzinnig optimisme die ons
tegenwoordig hopeloos passé lijkt, met zijn naïeve geloof in plexiglas,
hallucinerende middelen, Afghaanse jassen, de avant-garde…’. Ook de metalige
achtergrondmuziek die Scheffer inblikte op vraag van luchthavens, komt hem weer
voor de geest - een van Scheffers langspeelplaten heette ‘Blue Aloha’. En Guy
Scheffer zelf? Die blijkt een typische, modianeske figuur, even vluchtig als de
tijd zelf.
Het
wezen van Patrick Modiano’s schrijverschap, dat door Dominique Zehrfuss ongemeen
mooi in twee bladzijden is verwoord, zet Dirk Leyman verder uiteen in een
uitgebreid nawoord. Liefhebbers van Modiano zullen hun hart ophalen aan het
veelzijdige materiaal dat is opgediept en vertaald voor Blue Aloha. Voor wie minder met zijn werk vertrouwd is, schetst het
nawoord het ruimere kader waarbinnen de Nobelprijswinnaar te werk gaat en
brengt het boek een staalkaart van zijn proza.
Patrick Modiano: Blue Aloha,
Vleugels, Bleiswijk, 2018, pag. 78. Vertaling door Maarten Elzinga. ISBN
9789078627616
deze pagina printen of opslaan