In een van bij het vertrek al broeierige sfeer
vaart in het noorden van Colombia bij dageraad een vissersfamilie de Caribische
Zee op om zich te bevoorraden met vis ten behoeve van de gasten in het toeristenrestaurant
aan de kust dat zij gezamenlijk uitbaten. Aan boord een vader en zijn 26-jarige
tweelingzonen Mario en Javier. Dat hun relatie grondig verstoord is, wordt al
bij de aanvang van de roman overduidelijk geschetst: Mario koestert een ‘oranjerode
haat’ tegenover zijn vader, en die van zijn kant wordt binnenin verteerd door
een ‘gifgroene vlam van verachting’, het soort vuur van misprijzen dat hij
beide ‘mislukkelingen’ toedraagt. De andere helft van de tweeling, Javier, oogt
minder explosief dan zijn broer en is eerder zwaarmoedig van aard, maar meestal
helder denkend relativeert hij, stilletjes beter wetend, de chronische nukken
van zijn autoritaire vader.
Nu dit trio ook nog uitvaart onder de omineuze dreiging van
een naderend onweer staat het in de sterren geschreven dat daar brokken van
komen. Een uitbarsting kan niet uitblijven, en uitgerekend de weergod – het
‘ontij’ uit de titel - zorgt daarvoor. De voorspelde storm in de natuur
triggert de aangekondigde storm in de hoofden. Simultaan wordt een gevecht
geleverd met de natuurelementen en met de tegenspelers in de boot. Mario is
woest op zijn vader, omdat die ondanks de beroerde voorspellingen toch had
willen uitvaren. Maar het kan hem niet schelen: ‘Als we verzuipen, verzuipen we
maar, daar is niet veel mee verloren. Maar voor Javier vind ik het erg. En voor
ons gekkie’. Dat ‘gekkie’ slaat op de moeder van beiden, een afgetakeld
vrouwmens dat van de ene hallucinatie in de andere tuimelt. Zij voegt een
veelzeggend element toe aan de kosmische ontsporing die zich voor onze ogen
afspeelt. Javier houdt daarin het hoofd min of meer koel. En dan gaat de vader
overboord. De finale afrekening?
Eigenlijk gaat het, eerder dan over samenleven, in Ontij over het leven tout court. Over
een gefrustreerde oudere man die zich in het leven niet heeft kunnen waar
maken. Over een jongeman, Mario, die een infantiele doodswens koestert. En
vervolgens diens broer Javier, voor wie het leven is ‘als een pendelbeweging
naar de hel en weer terug’, en die met behulp van een stuk of wat
surrogaatmiddelen zich overal doorheen wurmt. De clash tussen het drietal leidt
allerminst tot een catharsis, maar verbeeldt op een majestueus epische manier
hoe het er in dat harde leven aan toe gaat, tussen mensen onderling, in goede
tij naast ontij.
Het laten innemen van verschillende vertelstandpunten –niet enkel door de
drie kemphanen, maar ook door het familievolk aan de wal en toevallige
hoteltoeristen- geeft de scene een nog ruimer speelvlak. Globaal zorgt dit voor
een authentiek en onbetwistbaar indringend geheel dat gestuwd wordt door de
vertelkracht van de auteur, die hiermee een werkstuk aflevert dat er best zijn
mag.
Tomás
González: Ontij, Atlas Contact, Amsterdam 2019, 192 p. Vertaling van Temporal
door Jos den Bekker. ISBN 9789025451158. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan