Een wrede
spiegel
'Het lichaam
is wakker, de ogen zijn open, maar de geest staat op het punt van ontwaken, als
bij iemand die slaapt, en is op mysterieuze wijze in staat alles te doorgronden
en zich in alles te verplaatsen.' Een onbestemde angst overmant de ontwakende
schrijver. Een oude schoolvriend, een onbekende kracht is in aantocht. Een
brief kondigde Dario's komst aan.
In De wimperloze vriend (Il compagno dagli occhi
senza cigli, 1928), eerder dit jaar verschenen in een vertaling van Emilia
Menkveld, spreidt Gabriele d'Annunzio (1863-1938), boegbeeld van het Italiaanse
decadentisme, met veel pathos een schitterende retorica tentoon. Hij leidt ons
naar de schemer van zijn jeugd, vol 'gedempte melodieën en verwarde gedachten'.
Op de kostschool in Prato stonden Gabriele en zijn vriend Dario zo dicht bij
elkaar 'dat ze het wit in elkaars ogen zagen glinsteren'. Dario had een
doorschijnend bleke huid en grijze ogen zonder wimpers. Hij leek als twee
druppels water op Napoleon Bonaparte, gedeelde held en fundament van hun
vriendschap. Twintig jaar later betreedt Dario, nog net zo bleek als toen,
Gabrieles woning.
D'Annunzio's leven was een kunstwerk op zich. Door zijn ouders werd hij
als wonderkind herkend. Een leven lang maakte hij zijn dromen en ambities waar,
liet zich leiden door esthetische principes en beleefde daar veel genoegen aan.
Met tomeloze werkdrift schreef hij een veelzijdig en hoogwaardig oeuvre bijeen.
Bij een vliegtuigcrash in 1916 verloor d'Annunzio een oog. Lange tijd moest hij
bewegingloos in het duister liggen, met zijn hoofd achterover. Ook dan was hij
inventief en listig genoeg om, met hulpmiddelen, toch te kunnen schrijven.
Op Dario's
schouders rust een zware last. Hij is doodziek, hoest zich de longen uit het lijf.
Gabriele voelt hoe de angst in Dario's wimperloze ogen de tentakels naar hem
uitstrekt. Zijn ziel slaat op de vlucht. Net als toen. En Gabriele raakt
bevangen door medelijden. 'Weet je nog?' Samen halen ze herinneringen op. Een
vriendschap, bijna heilig, schittert andermaal met een onverklaarbare
schoonheid, tussen glooiende Toscaanse heuvels en bloeiende tuinen.
Het strenge regime op
de kostschool stond hen tegen. Terwijl houtblokken in de haard knetterden en
gordijnen in de wind wapperden, stormden Dario en Gabriele, in hun woeste
verlangen naar vrijheid, de wenteltrappen op. Sublieme heldenverering ontwaakte
in hun jongenshart toen ze bij Gabrieles vader het 'Mémorial', de achtdelige
geschiedenis van Napoleon, konden inkijken. Aangestoken door de Corsicaanse
koorts reconstrueerden ze Napoleons heldendaden, verdiepten zich in zijn
liefdes, veldslagen en overwinningen. Ze openden de jacht op relikwieën en
waren bereid alles te geloven wat hun verbeelding kon prikkelen. Hun fanatieke
heldenverering werd bij hun studiegenoten onthaald op hoon en smaad. Strijdlust
en een pathetische behoefte aan spektakel blikkerden in hun ogen.
Opgetogen bonden de
twee vrienden de strijd met hun studiegenoten aan en tekenden militaire
strategieën uit om die 'veelkoppige gedrochten' te verslaan. 'Wat kan een
vijand ons leven toch verfraaien en verrijken.' Voortaan leefden ze alleen nog
voor 'het zalige genoegen om verboden te overtreden'. Het ontaardde in
kussengevechten in de slaapzaal. Daar, toen, ontstond het beestachtige fenomeen
dat later door kritische geleerden 'antidannunzionisme' zou worden genoemd. 'De
schaduw van de Terreur strekte zich uit onder het tongewelf.' Robespierre, de
guillotine en Oliver Cromwell kwamen in Gabrieles fantasie tot leven.
Als geen ander
minachtte Gabriele de wetten en regels op kostschool: 'die dagelijkse viering
van de afschuwelijkste onderwerping, van de schandelijkste vernedering:
gehoorzaamheid uit angst voor straf, gehoorzaamheid uit verlangen naar
beloning'. Als twee bandieten in een onbekend kasteel gingen Dario en hij op
pad, openden deuren met ontvreemde lopers. Gabriele kwam op de nok van het dak
terecht, sloot het luik en ontzegde in een opwelling Dario de toegang. Onweer
barstte boven hem los. Doorweekt lag Gabriele in de dakgoot, terwijl de
zwaluwen langs zijn hoofd scheerden.
Verrukt denkt Gabriele terug aan
de dag van de zwaluwen, de dag dat zijn verzet, zijn moed en zijn trots
ontwaakten en – zonder Dario – zijn glorietijd aanbrak. De zwaluw, een en al
vleugel, eet en drinkt vliegend, wast zich vliegend, voedt zelfs zijn jongen
vliegend. Na een experiment met een nest zwaluwjongen – een passage van
onovertroffen literaire schoonheid – besefte Gabriele dat hij voorbestemd was
om een soeverein leven te creëren. Zijn drang om de vlucht vooruit te nemen was
groot. Met woorden zou hij stormen kunnen ontketenen en bedwingen. Gabrieles
onbeteugelde scheppingsdrang zou hem van Dario losweken.
De aanblik van Dario's
verwrongen gezicht vervult Gabriele met afschuw. Zijn dromerige toestand wordt
verstoord door een onbestemd verlangen naar 'verschijnen en verdwijnen',
'vergaan en ontstaan'. Het beeld van Bonapartes razende galop over het slagveld
komt hem plots vreemd voor. Misschien was Napoleon, geïdealiseerd door een
bedrieglijke beeldcultus, in werkelijkheid wel een dik mannetje met korte
beentjes, dat bij het eerste hobbeltje van zijn paard viel.
Of Dario, de wimperloze vriend,
echt bestaan heeft, is onduidelijk. Niettemin hield hij zijn geestesverwant
d'Annunzio een wrede spiegel voor.
Gabriele d'Annunzio: De wimperloze vriend, Vleugels,
Bleiswijk 2019, 128 p. Vertaling van Il compagno dagli occhi senza cigli door
Emilia Menkveld. ISBN 9789078627913
deze pagina printen of opslaan