Dat Jeroen Brouwers weet hoe je een boek moet
schrijven, werd door De Mens al uitvoerig bezongen. En om te bewijzen dat hij
het ook vandaag, op de vooravond van zijn tachtigste verjaardag, nog steeds
kan, schreef hij Cliënt E. Busken,
een werkelijk overrompelend boek, waarin hij alle registers van de taal
opentrekt. Voor een taaltovenaar als Brouwers wil dat heel wat zeggen.
Cliënt – en dus niet: patiënt - E. Busken is bejaard en overgeleverd aan
de deprimerende treurnis van een rusthuis. Maar hij legt zich daar niet bij
neer, verre van. Hij is boos en strijdbaar, in zijn oude, zieke lichaam huist
een ziel die nog tot glasheldere gedachten in staat is. Kwaad op de wereld, op
zijn situatie, op zijn omgeving, en ook perfect in staat om die woede te
formuleren. Al ventileert hij ze vervolgens consequent niet, want aan de
buitenkant zien we een en al onmacht, nog versterkt door het feit dat hij
volgehouden doet alsof hij volslagen stom is. Hij zegt geen woord meer.
Cliënt E. Busken is de monologue
intérieur van een man aan het eind van zijn leven. Want ja, veel gebeurt er
natuurlijk niet in het voorbijglijden van de laatste dagen, weken en maanden
van een bejaarde man die in een rustoord zit en niks meer zegt. Een rustoord
dat niet toevallig Madeleine heet
trouwens, verwijzend naar Proust en zijn ode aan de herinnering. Opstaan en
gaan slapen, zich wassen, in en uit de rolstoel geholpen worden, steeds verder
vernederd worden tot de aftakeling totaal is. Er is geen verhaal, geen intrige,
dat kán ook helemaal niet, want Buskens leven is gewoon ten einde, maar
tegelijk is dit boek een rijk gevulde feestdis.
Flarden van zijn leven worden
afgewisseld met observaties van het heden. Zijn volstrekt ongenuanceerde
oordelen over de hedendaagse debatten over, pakweg, dekolonisatie of gender,
zouden natuurlijk makkelijk als zure oude mannenpraat weggezet kunnen worden,
maar zijn ook bij uitstek een bewijs voor het feit dat het leven zo snel gaat
dat het ons al snel voorbijraast. Ondanks zijn welbespraaktheid is cliënt E.
Busken vooral dat: een man die het allemaal niet meer volgen kan, maar die zich
daar niet bij neerlegt.
Brouwers is razend
consequent in de uitvoering van zijn opzet. De hoofdstukken beginnen steevast
midden in zinnen, gedachten die al lang gaande lijken te zijn alvorens je er
als lezer getuige van bent. De gedachten van Busken haperen soms, en vaak is
het moeilijk om de logica te volgen, maar Brouwers zou Brouwers niet zijn als
hij niet over de pen beschikte om je daar doorheen te loodsen, een op een
verbonden met de eindeloos drukke, van vitriool vervulde gedachtewereld van een
van de meest memorabele hoofdpersonages die Brouwers ooit verzon. Een
meesterwerk.
Jeroen
Brouwers: Cliënt E. Busken, Atlas/Contact, Amsterdam 2020, 256 p. ISBN
9789025455941. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan