De van
oorsprong Poolse Rosa Luxemburg (1871-1919) was een marxistische denker en
activiste. Naast talloze artikels en pamfletten, schreef ze ook enkele belangrijke
politiek-economische verhandelingen in een gortdroge stijl. Wat misschien
minder is geweten, is dat Luxemburg prachtige brieven schreef die een grote
literaire waarde hebben. Joke J. Hermsen, een Nederlandse auteur van romans en
vulgariserende teksten over filosofische onderwerpen, verwijst in het nawoord
naar Henriette Roland Holst die in haar biografie over Luxemburg opmerkte dat
de brieven ‘tot de mooiste brieven van de wereldliteratuur’ behoren.
De meeste brieven schreef
Rosa Luxemburg vanuit de gevangenis tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het was tot
een breuk gekomen tussen haar en de sociaaldemocratische partij SPD, die het
regeringsbesluit om de oorlogskredieten te verhogen, goedkeurde. Er werd dus
ten strijde getrokken tegen Frankrijk. Luxemburg werd gevangengenomen vanwege
haar pacifistische overtuigingen, die immers als landverraad werden beschouwd.
Uit Ik voel
me in de hele wereld thuis blijkt dat Luxemburg graag en veel leest. Ze
bewondert auteurs als Grillparzer, Goethe en Tolstoj. Ze verwijst naar die
laatste als ze over kunst in het algemeen nadenkt:
‘Mijns inziens gaf Tolstoj blijk van het scherpste inzicht
toen hij de kunst een maatschappelijke omgangstaal noemde, een sociale
“taal". Ze bestaat om met geestverwanten te kunnen communiceren; de
bitterste eenzaamheid ervaar je bij de zoete klanken van wondermooie muziek of
bij het zien van een aangrijpend schilderij.’
En net die twee kunstvormen, muziek en schilderkunst, zijn
uitingen van creativiteit waarvan Rosa Luxemburg enorm houdt.
Muziek is dan ook een constante
in de briefwisseling. Veel gedichten, die ze vaak uit het hoofd kan declameren,
heeft ze leren kennen doordat ze op muziek werden gezet. Een aardige anekdote is
Luxemburgs kennismaking met de Belgische politicus Camille Huysmans. Tien jaar
lang haatten ze elkaar, tot ze na een bijeenkomst in Brussel toevallig bij
elkaar zaten op restaurant. Het gesprek ging over de hulpeloosheid van
Luxemburg op het vlak van praktische zaken, zoals het nemen van een trein. Huysmans
werd hierdoor gecharmeerd. Hij nam haar mee naar huis voor een souper, waarna
hij Mozart en Schubert voor haar speelde. ‘Hij heeft een goede piano en een
aardige tenor en het was wederom een openbaring voor hem dat de muzikale
cultuur voor mij een levensbehoefte is.’
Aan Kostje Zetkin schrijft ze: ‘Ah,
Dudu, kon ik maar twee jaar alleen met schilderen bezig zijn – dat zou me
helemaal opslokken. […] Maar dat zijn dwaze dromen, dat mag ik niet, want op
mijn armzalig geschilder zit geen hond te wachten. Maar op mijn artikelen
wachten de mensen wel.’ En wanneer Sonja Liebknecht haar enkele prenten
opstuurt, schrijft ze over een vrouwenportret van Bartolomeo da Venezia: ‘Wat
een roes in de kleuren, wat een fijnheid van tekening, wat een geheimzinnige
betovering in de uitdrukking! Zij doet me daarin op de een of andere vage wijze
aan de Mona Lisa denken.’
Luxemburg heeft ook een grote liefde voor de natuur. Voor
ze in de gevangenis terecht kwam, ging ze dikwijls naar de botanische tuin van
Berlijn. Ze wandelde ook door velden, verzamelt en ordent in mappen planten en
bladeren die ze op haar zwerftochten heeft gevonden. In de gevangenis Barnimstraße
gaat ze op de binnenplaats op zoek naar struiken, grassen en onkruid. Haar
passie voor de natuur spat van de pagina’s. Teder en liefdevol beschrijft ze de
kleuren en bewegingen van de lucht, planten, bomen, dieren. Aan Sophie
Liebknecht schrijft ze:
‘Ik ben nu bijna de hele dag buiten, slenter door de
struiken, doorzoek alle hoeken van mijn tuintje en vind allerlei schatten. Moet
je horen: gisteren, op 1 mei, ontmoette ik – raad eens wie? – een stralende
frisse citroenvlinder! Ik was zo blij dat mijn hart ervan samentrok. Hij vloog
op mijn mouw – ik draag een lila jasje, de kleur trok hem waarschijnlijk aan –
daarna fladderde hij hoog, weg over de muur ’s. Middags vond ik drie
verschillende mooie veertjes: een donkergrijze van het roodstaartje, een
goudkleurige van een geelgors en een grijsgele van een nachtegaal.’
Ook haar
betrokkenheid met de natuur is groot. Aan haar minnaar Hans Diefenbach, die
later zal sneuvelen tijdens de oorlog, schrijft ze: ‘Je weet dat ik met ieder
schepsel meevoel en lijd; een wesp, die in mijn inktpot gevallen is, spoel ik
driemaal in lauwwarm water af en droog ik op het balkon in de zon om haar het
beetje leven terug te geven.’ Bij het zien, op de binnenplaats van de
gevangenis, van een bloedende buffel, die bovendien nog eens geslagen wordt, is
ze vreselijk aangedaan. Het fragment doet denken aan het apocriefe verhaal van
Nietzsche die een paard omhelst in Turijn, hoewel Luxemburg niet krankzinnig
werd.
Wat
opvalt, is dat Luxemburg buitengewoon optimistisch en hoopvol is. Ze heeft een
hekel aan klagen en blijft immer dapper. Haar stemming is ‘als altijd
voortreffelijk’. ‘Mens zijn is vóór alles de hoofdzaak. Én dat betekent:
vastberaden en helder en vrolijk zijn. Ja, vrolijk, trots alles en
alles, want jammeren is een zaak voor de zwakken.’ Aan Sophie Liebknecht
schrijft ze midden december 1917: ‘Het is mijn derde Kerstmis in de bajes, maar
vat dat alsjeblief niet tragisch op. Ik ben net zo vrolijk en rustig als altijd.’
Terwijl ze zelf in erbarmelijke omstandigheden leeft, schrijft ze brieven om
haar vrienden een hart onder de riem te steken. In dezelfde brief aan Sophie
Liebknecht, wier man Karl ook in de gevangenis zit, schrijft ze midden december
1917: ‘Niet versagen, mijn kleine meisje, hoofd omhoog, flink en kalm blijven.
Het zal zich allemaal ten goede keren; niet altijd meteen het ergste
verwachten.’
Na
de oorlog brak er in Duitsland een revolutie uit die werd geleid door Rosa
Luxemburg en Karl Liebknecht. Op 15 januari 1919 werden beide revolutionairen opgepakt,
gefolterd en doodgeschoten. Rosa Luxemburg werd in het Landwehrkanaal van
Berlijn gegooid. Op die plek hangt vandaag nog altijd een gedenkteken. Ik
voel me in de hele wereld thuis is een boek dat de mens achter de activiste
laat zien. Het is een rijke bundel waarin de lezer een vrouw leert kennen die
dapper, strijdvaardig en levenslustig is. Luxemburg streeft immer naar
economische en sociale rechtvaardigheid, blijft altijd op haar pacifistisch
standpunt staan en laat zich kennen als iemand die zich inzet voor de andere. Haar
hang naar leven, gevuld met kunst en wetenschap, is in adembenemend mooie brieven
voor het nageslacht bewaard.
De huidige uitgave van Ik voel me in de hele wereld
thuis is gebaseerd op een eerdere uitgave van de brieven van Rosa Luxemburg
uit 1958. Aanvullingen, extra brieven en beeldmateriaal (foto’s, facsimile’s,
schetsen, aquarellen) zijn toegevoegd. Het boek bevat genummerde aantekeningen en
een personenregister. Op de binnenkant van de kaft zijn foto’s opgenomen uit
het herbarium van de auteur.
Rosa Luxemburg: Ik voel mij in de hele wereld thuis. Brieven,
Van Oorschot, Amsterdam 2020, 180 p. ISBN 97890282210004. Samenstelling en
vertaling uit het Duits door M. Verdaasdonk, Ingrid Wildschut en Jan Sietsma..
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan