In de schaduw van El Hacho
De
opdringerige koopman begrijpt niet waarom de boer zo bruusk zijn royale bod
afslaat. Wat voor plezier kan er nu beleefd worden aan dat dorre, steile land
vol stenen aan de voet van El Hacho? Met de eenvoudige woorden 'zonder die
bomen ben ik alleen maar een man, en dat stelt niet veel voor', stuurt
olijfboer Curro de koopman uit Malaga wandelen.
Het hellen van een leven, de onlangs in vertaling
verschenen debuutroman van de Spaanse schrijver Luis Carrasco, is een
pretentieloze lofzang op het ruige Andalusische landschap en het traditionele
boerenleven. Hoofdpersonage Curro is gehecht aan rituelen en noeste arbeid. Het
land bewerken, de stier wegjagen die in de olijfgaard naar eten komt zoeken, de
moestuin begieten en verse bloemen neerzetten op het graf van zijn ouders tegen
de flank van de berg El Hacho: zo vullen zich sinds heugenis zijn dagen. De
dingen zijn zoals ze zijn, klagen is zinloos. Marie, Curro's broer en
mede-eigenaar van het land, denkt er anders over.
Door de niet aflatende hitte
dreigt de hele olijfoogst verloren te gaan. Gebogen onder het gewicht van
rafelige netten lopen de broers zwijgend, zwetend en grommend door de
uitgesleten voren in de boomgaard. Wanneer de geiten tussen de amandelbomen
verschijnen, kondigt een symfonie van minuscule belletjes de siësta aan. De zon
heeft intussen haar hoogste stand bereikt. Zittend tegen de bast van een
olijfboom, kijken Curro en Marie uit over de weg naar het naburige witte dorp
Montejaque. Ze eten de boccadilo's met flinterdunne plakjes vlees, die Curro's
vrouw heeft klaargemaakt. De wijn spuiten ze uit de kalfsleren porrón
rechtstreeks in hun mond.
De sfeer is gespannen. Marie zit met iets in zijn maag.
Anders dan zijn broer is hij niet gehecht aan familietradities en vindt hij geen
eer in al dat gezwoeg. Marie klust bij als taxichauffeur en kijkt voortdurend
in de richting van Madrid of Malaga, 'in ieder geval verder dan de schaduw van
El Hacho'. Hij denkt aan zijn jongens, die iets beters verwachten dan wat zij
hebben, zoals auto's en televisies.
Marie verzucht dat hij het
afmattende werk op het land niet langer volhoudt en vraagt Curro op de man af
of ze het land niet beter zouden verkopen. Curro reageert afwijzend en
herinnert Marie aan de wijze woorden van hun vader: 'de rijkste man is hij
wiens geneugten het goedkoopst zijn'. Nog voor de zon ondergaat, laat Marie de
gevulde netten achter en vertrekt. Die avond ontwaart Curro's vrouw een zekere
droefheid op het gelaat van haar man. Zij neemt alles zoals het komt; hoe vaak
heeft haar grenzeloze aanpassingsvermogen Curro al niet kracht gegeven? Maar de
regen blijft uit en Curro's knieën doen pijn van het buigen over de netten.
Intussen zit Marie in Ronda aan tafel met een zakenman uit Malaga. Die haalt
documenten uit zijn aktetas.
In het holst van de nacht, 'wanneer dat kreng van een zon
nog niet op zijn nek zit', vertrekt Curro met een kalebas vol water en wat
fruit in zijn jachttas. Hij zal de diepe voren in het land die de oogst
bemoeilijken, dichten met de resten van afgebrokkelde muren. Mogelijk zal hij
Marie zo kunnen overtuigen om vol te houden. Alras verschijnt de gloeiende
zonneschijf boven de kim en zakt Curro zwetend als een otter ineen tegen de
knoestige stam van een olijfboom. Gepijnigd aanhoort hij de smekende weeklacht
van het land om water.
Hoe meer Curro in de aarde wroet, hoe krommer zijn rug
trekt. Zijn vertwijfeling verandert in radeloosheid wanneer hij vaststelt dat
de wortels van de olijfbomen los zitten, zodat ze dreigen te kantelen. Curro
weet dat hij iets moet ondernemen, maar op Marie, wiens leven rond de corrida
en de roddels in de bar draait, hoeft hij niet te rekenen. Curro balt zijn
vuist; hij zal niet toelaten dat zakenlieden de flanken van El Hacho, eeuwenoud
baken en begraafplaats van zijn voorouders, opblazen om hun hebzuchtige
projecten te realiseren. Waarom wordt hem door deze situatie het recht ontzegd
om een eenvoudige boerderij te bestieren?
Met de handen op haar granieten
heupen staat Curro's vrouw in de deuropening en tuurt naar de oostelijke hemel,
waar rollend gebulder nadert. Boven El Hacho is een onweer losgebarsten. Curro
haast zich in de zompige aarde, die aan de hakken van zijn laarzen zuigt, naar
de olijfgaard. De oogst moet onmiddellijk binnengehaald worden. Alvorens de
vruchten van de bomen te slaan, balt hij bevend van woede zijn vuisten naar de
hemel en vervloekt met bulderende stem de ledigheid der mensen en de krachten
die tegen hem samenspannen. Bij elke slag denkt hij aan de liefde van zijn
vrouw en aan die memorabele dag van hun eerste minnespel, lang geleden, tijdens
een onweer, tegen de flank van de oeroude berg.
Wat begon als meditatief proza
eindigt in woest kolkende pathetiek. Gedetailleerd beschrijft Carrasco Curro's
gegroefde gelaatstrekken, als voren in het land. Met bebloede handen,
gescheurde nagels en kapotte rug uitzinnige vervloekingen uitstotend, gaat de
radeloze man op zijn eentje het gevecht aan met de natuurelementen en de
graaiende handen van hebzuchtige kooplieden. Alle hartverscheurende tegenslagen
en ellende ten spijt, klampt Curro zich vast aan een sprankel hoop: de
onverwoestbare liefde voor zijn vrouw en de schoonheid van het barre,
geteisterde land. Een andere keuze is er niet in deze fragiele, onweerstaanbare
parabel.
Luis
Carrasco: Het hellen van een leven, Koppernik, Amsterdam 2020, 128 p. ISBN
9789492313911. Vertaling van El Hacho door Jona Hoek. Distributie Elkedag
Boeken
deze pagina printen of opslaan