‘Voor mijn
vader en voor haar, mijn moeder’ Zo luidt de enigszins mysterieuze opdracht van
Roberto Camurri’s De naam van de moeder. Die opdracht wordt voorafgegaan
door twee citaten uit songs, waarin rusteloze vrouwen geportretteerd worden, en
de betekenis ervan zal pas op het einde van de roman ten volle duidelijk
worden. Het moet meteen gezegd worden: de auteur verwijst hierbij niet naar
zijn eigen moeder maar naar de moederfiguur in de roman. Hoewel die al heel
snel uit het beeld verdwijnt, is ze paradoxaal toch prominent aanwezig, ook al
krijgt ze geen naam.
Niet lang na de geboorte van
Pietro is zijn moeder immers met de noorderzon vertrokken, waardoor haar
partner Ettore alleen instaat voor de opvoeding van hun zoon. Ettore is een
zwijgzame, strenge en hardwerkende vader met wie Pietro moeilijk kan
communiceren. Pietro is zelf even gesloten en hij ontvlucht zijn ouderlijke
huis én het saaie Fabbrico, dat ook de setting was voor Camurri’s debuut De
menselijke maat. Pietro keert echter terug en, zodra hij vader wordt,
beseft hij dat hij de herinneringen aan zijn moeder niet langer uit de weg kan
gaan. De vrijmoedige Gaia, met wie hij enkele wilde nachten zal beleven, drijft
hem er onrechtstreeks toe zijn afwezige moeder te doorgronden, misschien wel
omdat Gaia even ongebonden lijkt. Via een foto, wat dagboekaantekeningen en
kaarten speurt hij naar haar naam en haar persoonlijkheid. Vraag is of hij
verder raakt dan zijn vader voor wie ze altijd haar gevoelens verborgen hield.
Anders dan in zijn
eersteling brengt Camurri met De naam van de moeder geen caleidoscopische
vertelling over een mislukte relatie, maar laat hij zijn verteller episodisch
inzomen op het leven van Pietro. Hiermee ambieert hij zich te etaleren als een
volwaardige romancier, maar de fragmentarische biografie – een bewuste keuze,
zo gaf Camurri aan in verschillende interviews – zorgt voor een wat
schetsmatige uitwerking van de personages. Als lezer blijf je wat op je honger
zitten, maar word je anderzijds wel getriggerd door de vele zintuiglijke
beschrijvingen en de schaarse dialogen. Dat was ook al zo in De menselijke maat
en opnieuw hanteert Camurri een ontwapenende en nevenschikkende schrijfstijl,
waardoor niet alleen het vertelritme hoog ligt maar dat je ook bij de les houdt
omdat je zelf verbanden moet leggen.
‘En dan komt Ettore overeind, hij gaat op het matras
zitten, het gehuil van Pietro kruipt langs de muren van de gang om daar in hun
slaapkamer tot uitbarsting te komen; hij leunt met zijn ellebogen op zijn
knieën, laat zijn gezicht tussen zijn handen zakken, wrijft er krachtig
overheen, hij is nog moe, heeft het idee dat hij amper heeft geslapen. Zo
blijft hij een paar tellen stil zitten, hij wil haar stem weer horen, weer die
fluistering horen. Hij draait zich niet naar haar toe om haar met zijn ogen te
zoeken, hij steekt niet zijn handen uit, hij blijft stil zitten wachten,
terwijl Pietro maar blijft huilen, harder nu; haar stem komt niet, Ettore stelt
zich voor hoe ze daar ligt, opgerold, ongekamd, stuurs, hij ziet haar voor
zich, mooi, boos, verfomfaaid en geurig, hij ziet haar voor zich met de vouwen
van het hoofdkussen in haar wang.’
In het afsluitende hoofdstuk van de ‘bitterzoete roman’ herschrijft
Camurri overigens bovenstaande beginscène, waarin vader Ettore liefdevol
opstaat voor zijn huilende zoon, wat Pietro ook doet voor zijn baby. De cirkel
lijkt rond, maar wacht Pietro geen andere (betere?) toekomst met Miriam, de
moeder van zijn kind?
Roberto Camurri: De naam van de moeder, De Bezige Bij, Amsterdam
2021, 224 p.
Vertaling
door Manon Smits. ISBN 9789403116013. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan