Vier dagen na de ontdekking van eerste coronabrandhaard
van Codogno, in Lombardije, begint de in Turijn geboren Paolo Giordano (1982)
aan een reeks artikelen over het virus. De meeste bijdragen verschijnen in een
van Italiës meest toonaangevende kranten, de Corriere della Sera, tussen
25 februari 2020 en 25 april 2021. Wat ik niet wil vergeten bundelt die teksten
en vormt als het ware Giordano’s coronadagboek waarin de auteur, hier vooral
bekend van De
eenzaamheid van de priemgetallen, als natuurkundige ingaat op de
oorzaken en de gevolgen van de pandemie, data en cijfermateriaal, dit keer wel zonder
typografische markeringen, foto’s en links.
In zijn analyses, die een mooie aanvulling bieden op het
essayistische betoog van In tijden van besmetting (De Bezige Bij 2020), gaat
Giordano ook in op wat het virus aanricht op andere fronten, in het bijzonder
de sociologische, psychologische en menselijke implicaties. In tegenstelling
tot de eenvoud van de ‘wiskunde van de besmetting’ valt de complexiteit van de
coronapandemie moeilijk te vatten. Giordano stelt vast dat het net die
complexiteit is waarmee de hedendaagse samenleving moeilijk kan én wil omgaan,
of, erger nog, waaraan de maatschappij een afkeer heeft. In een poging tot
vereenvoudiging werd het discours over covid-19 gevoerd in oorlogstermen.
Net zoals
elders in de wereld moe(s)t de Italiaanse maatschappij vertrouwen op
wetenschappers, experten, beleidsmakers, politici, die zeker bij aanvang van de
pandemie getalmd hebben. De zoektocht naar patiënt zero is daar volgens Giordano
een excellent voorbeeld van. Maar ook in latere fasen werd er veel tijd
verspild: het beleid had nationaal en lokaal maatregelen moeten differentiëren
zonder te bakkeleien. Een grotere transparantie had burgers kunnen mobiliseren
zich meer solidair te gedragen – ook in Italië werden bepaalde lagen in de
samenleving harder getroffen. Het ontbrak hierbij aan economische én psychologische
begeleiding. Een discours dat erg vertrouwd en brandend actueel klinkt.
Zeker tijdens de lockdowns leek
de betrokkenheid meermaals zoek, zo rapporteert Giordano nog. Burgers werden op
zichzelf teruggeworpen en moesten leren omgaan met eenzaamheid en een
‘ingeperkte’ werkelijkheid. Voor Giordano was dat een harde, maar ook leerrijke
ervaring die geen ruimte voor het schrijven van fictie liet. Zijn tijdsbesef
vervaagde, net zoals dat van vele andere Italianen die geen bakens meer vonden
binnen de muren van hun woonst. Die limbus bereikte ook onze kennis en
informatievorming. De Italiaanse media voerden vaak grijze eminenties op, bijna
zonder uitzondering mannen. Die paternalistische vorm van communicatie legde op
pijnlijke wijze Italiës paternalistische vorm van communicatie maar ook genderongelijkheid
bloot.
Komt daarbij dat Italianen graag
twijfelen en zich niet zomaar laten overtuigen. Sommigen bleven de ernst van de
crisis ontkennen. ‘De scepsis die tijdens de acute crisis al rondwaarde, is bij
velen veranderd in regelrecht verzet tegen de hypothese van een besmetting. We
noemen het ontkenning, maar het gaat eerder om beneveling.’ Acht maanden later lijkt
die beneveling nog steeds present, ook buiten de Italiaanse landgrenzen. ‘Zo is
de menselijke geest nu eenmaal, hij schat gevaren op zijn eigen manier in. Als
er twijfels blijven, moeten die verdreven worden, door geduldig en goed te
luisteren. Laten we daar al onze energie in stoppen, zodat de curves zo snel
mogelijk uiteen gaan lopen, maar zonder dat wíj uiteen gaan lopen, uit angst
voor andere mensen. Want als dat gebeurt, hebben we allemaal verloren.’ Volgens
Giordana zou dit alles een voorafspiegeling kunnen zijn van wat de milieucrisis
met zich zal meebrengen. De lezer weze bij deze nogmaals gewaarschuwd. <br
/>
Paolo Giordano: Wat ik niet wil
vergeten, De Bezige Bij Amsterdam 2021, 174 p. ISBN 9789403161815. Vertaling van
Le cose che
non voglio dimenticare door Pietha de Voogd. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan