De Deense filosoof Søren Kierkegaard is de
tijdgenoot uit de negentiende eeuw die we vaak over het hoofd zien. Zijn
denken, dat doordrongen is van een eigenzinnig christelijk geloof, heeft een
enorme invloed uitgeoefend op de filosofie van de twintigste eeuw, en dan met
name in de tradities van zowel het existentialisme als de fenomenologie. Nogal
wat ideeën die bij Heidegger en Sartre centraal staan zijn ontleend aan of
verder ontwikkeld vanuit het werk van Kierkegaard. Reeds vele jaren zijn enkele
toegewijde vertalers aan het werk met het bezorgen van Nederlandse edities van
Kierkegaards oeuvre. Een van die vertalers, Andries Visser, heeft nu ook een
thematisch inleidend werk geschreven over Kierkegaards denken, met de titel Drijfveren.
De publicatie valt samen met een herdruk van Vrees en beven (1843), een
van Kierkegaards bekendste en meest toegankelijke werken, en een nieuwe editie
van het massieve Afsluitend onwetenschappelijk naschrift (1846) dat,
ondanks wat de titel suggereert, een van Kierkegaards hoofdwerken is.
Zoals de titel van
Vissers studie aangeeft, kan men Kierkegaard benaderen als een filosoof die bij
uitstek op zoek was naar inzicht in wat de mens beweegt. Vier kernbegrippen
staan daarij centraal: angst, liefde, vertwijfeling en geloof – en deze staan
niet los van elkaar. In Vissers boek krijgen ze elk hun eigen hoofdstuk, maar
met veel kruisverwijzingen, wat de auteur in staat stelt de lezer mee te nemen
in de denkwereld van Kierkegaard zonder daar veel technische filosofische voorkennis
bij te veronderstellen.
Het valt op dat Kierkegaard naast filosoof toch eigenlijk
vooral een zeer scherpzinnig psycholoog was. Zijn inzichten in de diepere
structuur van de angst en de vertwijfeling zijn niet alleen zeer herkenbaar
maar ook wijdreikend in hun implicaties. Vertwijfeling zit bijvoorbeeld vooral
in onszelf: het is de ontreddering die wij voelen wanneer wij onszelf moeten
zijn, ‘ik’ moeten zeggen, en dus authentiek (autonoom) in het leven staan. We
zijn heel vaak geneigd om de bron van onze vertwijfeling buiten onszelf te situeren,
maar dat is volgens Kierkegaard een vorm van projectie: wat ons doet
vertwijfelen is vooral ‘het waagstuk jezelf op je te nemen.’
Daarmee levert Kierkegaard de
blauwdruk van wat in de twintigste eeuw het existentialisme zou worden genoemd.
Heideggers idee over de mens als existentie, een open staan naar de wereld,
waarin potentieel alles mogelijk is – wat betekent dat er dus ook gekozen en
gehandeld moet worden, op eigen initiatief – en waarbij niets bij voorbaat
vastligt, is een herformulering van het psychologisch structuurmoment dat
Kierkegaard vertwijfeling noemt. Ook onze neiging om die verantwoordelijkheid
af te wijzen door op te gaan in het ‘men’ van de massa om vervolgens in de
angst met onszelf te worden geconfronteerd, is een idee dat we bij Kierkegaard
vinden. De Deen onderscheidde immers angst van vrees. Vrees heeft een object,
terwijl angst onbestemd is. Heidegger zegt dat angst vooral angst voor het
niets is – en dan bedoelt hij het feit dat niets al vastligt en de toekomst in
onze eigen handen ligt. Het is dat cruciale moment – het nu waarin wij
rekenschap moeten geven voor onszelf en zelf(standig) moeten spreken en
handelen – waarin wij onze vertwijfeling opnemen. Het is de vertwijfeling om
een persoon te worden. Die gedachtengang, die zo nauw verbonden is met het werk
van Heidegger, staat gewoon bij Kierkegaard.
De vertwijfeling dwingt ons tot
een sprong in de toekomst, wat ook vertrouwen vergt in zowel onszelf als in de
wereld en andere mensen. In dat opzicht zijn liefde en geloof belangrijke
thema’s in Kierkegaards werk, en dan met name in Vrees en beven en het Naschrift.
In Vrees en beven bouwt Kierkegaard zijn betoog op rond het mysterie van
Abrahams offer van zijn zoon Isaak. Hoe kun je verantwoorden dat je als vader
je eigen kind doodt op verzoek van je god? ‘De ethische uitdrukking van wat
Abraham deed is dat hij Isaak wilde vermoorden,’ schrijft Kierkegaard, ‘de
religieuze is dat hij Isaak wilde offeren.’ Wie nadenkt over die dubbelheid, en
over de vraag hoe en waarom dat onderscheid (ge)rechtvaardig(d) zou (kunnen)
zijn, wordt in het diepst van de vertwijfeling en het probleem van het
vertrouwen geworpen.
Kierkegaard is een vlijmscherp analyticus van de menselijke conditie.
Zijn denken is ook brandend actueel, want het rukt ons uit een gemakkelijk
relativisme. Aan het begin van Vrees en beven schrijft hij dat het in
zijn tijd uitverkoop is in de wereld van ideeën: aan alles wordt getwijfeld,
maar er wordt niet doordacht wat dat gemakkelijke relativisme betekent. Het
lijkt wel gisteren geschreven, want ook vandaag doen ‘kritische’ denkers niets
liever dan alle waarheden en zelfs de empirische feiten op de tocht zetten
(behalve hun eigen dogma’s, uiteraard) zonder stil te staan bij de gevolgen –
die zich vooral tonen in existentiële ontreddering en een wildgroei aan gretig
gediagnostiseerde mental health issues – het nieuwe modewoord voor elk
ongemak dat het rustig kabbelende ononderzochte bestaan doorbreekt.
Het Naschrift
is nog andere koek. Dat is een veel technischer werk, en in tegenstelling tot Vrees
en beven geen geschikte instapplaats voor nieuwkomers in het werk van
Kierkegaard. Voor alle anderen is het boek onontkoombaar, en deze uitgave is
zonder meer voorbeeldig. De nauwgezette en leesbare vertaling was vele jaren in
de maak en wordt begeleid door een omstandig nawoord van vertalers Paul
Cruysberghs (die ook de uitvoerige verklarende noten aanleverde) en Karl
Verstrynge. De centrale vraag is hier die naar het christen-worden. Dat is
vandaag allerminst een modieuze vraag. Toch is het een misrekening om te denken
dat Kierkegaard in dit boek enkel voor gelovigen of aspirant-gelovigen spreekt.
Integendeel, het is in dit boekwerk dat hij mee de grondslagen voor het existentialisme
legt, en de problemen die hij beschrijft zijn niet in eerste of ultieme
instantie religieus in de nauwe zin – het zijn altijd kwesties van wat het
betekent om als mens met vertrouwen in de wereld te staan en jezelf te kunnen
worden.
Voor
wie met Kierkegaard kennis wil maken, is dit trio boeken een ideale gelegenheid
om daar eindelijk werk van te maken. Men kan zonder enige voorkennis Vissers Drijfveren
aanvatten om vertrouwd te raken met een aantal kerngedachten uit Kierkegaards
werk. Daarna is de opstap naar Vrees en beven zeer gering: de ideeën
zijn deels vertrouwd omdat de latere filosofie er zo uitgebreid gebruik van
heeft gemaakt, maar de tekst is ook voldoende toegankelijk en boeiend
geschreven om de lezer toe te laten zich op eigen kracht en op beperkte tijd
een hoofdwerk uit de filosofie eigen te maken. Daarna kan men doorgaan naar het
Naschrift, waarvan de lectuur toch in eerste instantie een studie is –
maar een studie waar men dan zeker op is voorbereid. Wie dat niet meteen ziet
zitten, kan evenwel probleemloos de wijk nemen naar de andere delen uit de
Nederlandse Kierkegaard-editie, zoals verschillende bundels preken en
voordrachten die Visser eerder bezorgde en waarin opnieuw op korte afstand en
toegankelijk met andere aspecten van Kierkegaards werk kennis kan worden
gemaakt.
Andries Visser: Drijfveren. Kierkegaard over angst,
liefde, vertwijfeling, geloof, Damon, Eindhoven 2021, 246 p. ISBN 9789463403115
Søren
Kierkegaard: Vrees en beven. Johannes de silentio, Damon, Eindhoven 2021, 169 p. ISBN 9789463403030. Vertaling van Frygt og baeven :
dialektisk lyrik
Søren Kierkegaard, Paul
Cruysberghs en Karl Verstrynge (red.): Afsluitend onwetenschappelijk naschrift,
Damon, Eindhoven 2021, 848 p. ISBN 9789463403016. Vertaling van Jan Marquart
Scholtz, Paul Cruysberghs en Karl Verstrynge
deze pagina printen of opslaan