Non-fictie

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2022

Angst, liefde, vertwijfeling en geloof: Kierkegaard en de mens

door Christophe Van Eecke

De Deense filosoof Søren Kierkegaard is de tijdgenoot uit de negentiende eeuw die we vaak over het hoofd zien. Zijn denken, dat doordrongen is van een eigenzinnig christelijk geloof, heeft een enorme invloed uitgeoefend op de filosofie van de twintigste eeuw, en dan met name in de tradities van zowel het existentialisme als de fenomenologie. Nogal wat ideeën die bij Heidegger en Sartre centraal staan zijn ontleend aan of verder ontwikkeld vanuit het werk van Kierkegaard. Reeds vele jaren zijn enkele toegewijde vertalers aan het werk met het bezorgen van Nederlandse edities van Kierkegaards oeuvre. Een van die vertalers, Andries Visser, heeft nu ook een thematisch inleidend werk geschreven over Kierkegaards denken, met de titel Drijfveren. De publicatie valt samen met een herdruk van Vrees en beven (1843), een van Kierkegaards bekendste en meest toegankelijke werken, en een nieuwe editie van het massieve Afsluitend onwetenschappelijk naschrift (1846) dat, ondanks wat de titel suggereert, een van Kierkegaards hoofdwerken is.
 
Zoals de titel van Vissers studie aangeeft, kan men Kierkegaard benaderen als een filosoof die bij uitstek op zoek was naar inzicht in wat de mens beweegt. Vier kernbegrippen staan daarij centraal: angst, liefde, vertwijfeling en geloof – en deze staan niet los van elkaar. In Vissers boek krijgen ze elk hun eigen hoofdstuk, maar met veel kruisverwijzingen, wat de auteur in staat stelt de lezer mee te nemen in de denkwereld van Kierkegaard zonder daar veel technische filosofische voorkennis bij te veronderstellen.
 
Het valt op dat Kierkegaard naast filosoof toch eigenlijk vooral een zeer scherpzinnig psycholoog was. Zijn inzichten in de diepere structuur van de angst en de vertwijfeling zijn niet alleen zeer herkenbaar maar ook wijdreikend in hun implicaties. Vertwijfeling zit bijvoorbeeld vooral in onszelf: het is de ontreddering die wij voelen wanneer wij onszelf moeten zijn, ‘ik’ moeten zeggen, en dus authentiek (autonoom) in het leven staan. We zijn heel vaak geneigd om de bron van onze vertwijfeling buiten onszelf te situeren, maar dat is volgens Kierkegaard een vorm van projectie: wat ons doet vertwijfelen is vooral ‘het waagstuk jezelf op je te nemen.’
 
Daarmee levert Kierkegaard de blauwdruk van wat in de twintigste eeuw het existentialisme zou worden genoemd. Heideggers idee over de mens als existentie, een open staan naar de wereld, waarin potentieel alles mogelijk is – wat betekent dat er dus ook gekozen en gehandeld moet worden, op eigen initiatief – en waarbij niets bij voorbaat vastligt, is een herformulering van het psychologisch structuurmoment dat Kierkegaard vertwijfeling noemt. Ook onze neiging om die verantwoordelijkheid af te wijzen door op te gaan in het ‘men’ van de massa om vervolgens in de angst met onszelf te worden geconfronteerd, is een idee dat we bij Kierkegaard vinden. De Deen onderscheidde immers angst van vrees. Vrees heeft een object, terwijl angst onbestemd is. Heidegger zegt dat angst vooral angst voor het niets is – en dan bedoelt hij het feit dat niets al vastligt en de toekomst in onze eigen handen ligt. Het is dat cruciale moment – het nu waarin wij rekenschap moeten geven voor onszelf en zelf(standig) moeten spreken en handelen – waarin wij onze vertwijfeling opnemen. Het is de vertwijfeling om een persoon te worden. Die gedachtengang, die zo nauw verbonden is met het werk van Heidegger, staat gewoon bij Kierkegaard.
 
De vertwijfeling dwingt ons tot een sprong in de toekomst, wat ook vertrouwen vergt in zowel onszelf als in de wereld en andere mensen. In dat opzicht zijn liefde en geloof belangrijke thema’s in Kierkegaards werk, en dan met name in Vrees en beven en het Naschrift. In Vrees en beven bouwt Kierkegaard zijn betoog op rond het mysterie van Abrahams offer van zijn zoon Isaak. Hoe kun je verantwoorden dat je als vader je eigen kind doodt op verzoek van je god? ‘De ethische uitdrukking van wat Abraham deed is dat hij Isaak wilde vermoorden,’ schrijft Kierkegaard, ‘de religieuze is dat hij Isaak wilde offeren.’ Wie nadenkt over die dubbelheid, en over de vraag hoe en waarom dat onderscheid (ge)rechtvaardig(d) zou (kunnen) zijn, wordt in het diepst van de vertwijfeling en het probleem van het vertrouwen geworpen.
 
Kierkegaard is een vlijmscherp analyticus van de menselijke conditie. Zijn denken is ook brandend actueel, want het rukt ons uit een gemakkelijk relativisme. Aan het begin van Vrees en beven schrijft hij dat het in zijn tijd uitverkoop is in de wereld van ideeën: aan alles wordt getwijfeld, maar er wordt niet doordacht wat dat gemakkelijke relativisme betekent. Het lijkt wel gisteren geschreven, want ook vandaag doen ‘kritische’ denkers niets liever dan alle waarheden en zelfs de empirische feiten op de tocht zetten (behalve hun eigen dogma’s, uiteraard) zonder stil te staan bij de gevolgen – die zich vooral tonen in existentiële ontreddering en een wildgroei aan gretig gediagnostiseerde mental health issues – het nieuwe modewoord voor elk ongemak dat het rustig kabbelende ononderzochte bestaan doorbreekt.
 
Het Naschrift is nog andere koek. Dat is een veel technischer werk, en in tegenstelling tot Vrees en beven geen geschikte instapplaats voor nieuwkomers in het werk van Kierkegaard. Voor alle anderen is het boek onontkoombaar, en deze uitgave is zonder meer voorbeeldig. De nauwgezette en leesbare vertaling was vele jaren in de maak en wordt begeleid door een omstandig nawoord van vertalers Paul Cruysberghs (die ook de uitvoerige verklarende noten aanleverde) en Karl Verstrynge. De centrale vraag is hier die naar het christen-worden. Dat is vandaag allerminst een modieuze vraag. Toch is het een misrekening om te denken dat Kierkegaard in dit boek enkel voor gelovigen of aspirant-gelovigen spreekt. Integendeel, het is in dit boekwerk dat hij mee de grondslagen voor het existentialisme legt, en de problemen die hij beschrijft zijn niet in eerste of ultieme instantie religieus in de nauwe zin – het zijn altijd kwesties van wat het betekent om als mens met vertrouwen in de wereld te staan en jezelf te kunnen worden.
 
Voor wie met Kierkegaard kennis wil maken, is dit trio boeken een ideale gelegenheid om daar eindelijk werk van te maken. Men kan zonder enige voorkennis Vissers Drijfveren aanvatten om vertrouwd te raken met een aantal kerngedachten uit Kierkegaards werk. Daarna is de opstap naar Vrees en beven zeer gering: de ideeën zijn deels vertrouwd omdat de latere filosofie er zo uitgebreid gebruik van heeft gemaakt, maar de tekst is ook voldoende toegankelijk en boeiend geschreven om de lezer toe te laten zich op eigen kracht en op beperkte tijd een hoofdwerk uit de filosofie eigen te maken. Daarna kan men doorgaan naar het Naschrift, waarvan de lectuur toch in eerste instantie een studie is – maar een studie waar men dan zeker op is voorbereid. Wie dat niet meteen ziet zitten, kan evenwel probleemloos de wijk nemen naar de andere delen uit de Nederlandse Kierkegaard-editie, zoals verschillende bundels preken en voordrachten die Visser eerder bezorgde en waarin opnieuw op korte afstand en toegankelijk met andere aspecten van Kierkegaards werk kennis kan worden gemaakt.
 
Andries Visser: Drijfveren. Kierkegaard over angst, liefde, vertwijfeling, geloof, Damon, Eindhoven 2021, 246 p. ISBN 9789463403115
 
Søren Kierkegaard: Vrees en beven. Johannes de silentio, Damon, Eindhoven 2021, 169 p. ISBN 9789463403030. Vertaling van Frygt og baeven : dialektisk lyrik
 
Søren Kierkegaard, Paul Cruysberghs en Karl Verstrynge (red.): Afsluitend onwetenschappelijk naschrift, Damon, Eindhoven 2021, 848 p. ISBN 9789463403016. Vertaling van Jan Marquart Scholtz, Paul Cruysberghs en Karl Verstrynge

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri