Jarenlang hield Hella S. Haasse de boot af wanneer er gevraagd werd om een
biografie over haar (schrijvers)leven te publiceren, pas aan het einde van haar
leven stelde ze voor haar dochters een lijstje samen met mogelijke auteurs. Het
werd uiteindelijk Aleid Truijens, de publiciste die in het verleden veel bijval
kreeg voor haar biografie van de ondergewaardeerde F.B. Hotz (Geluk kun je alleen
schilderen). Ook nu weer slaagt Truijens erin een zeer
meeslepend boek te schrijven over een van de meest toonaangevende schrijvers in
het Nederlandstalige literaire landschap. Ze kreeg toegang tot het archief van
Haasse, ontdekte een andere kant van de minzame, op het eerste zicht meegaande grande
dame en schetste zo een vollediger beeld over haar.
Hella S. Haasse (1918-2011) werd
tijdens haar leven vooral erkend omwille van haar historische romans. Het
woud der verwachting (1949), De verborgen bron (1950), De
tuinen van Bomarzo (1968) en Heren van de thee (1992) zijn maar
enkele romantitels uit haar zeer uitgebreide oeuvre. Maar ook haar
toneelstukken en essays kenden ruime belangstelling. Al vroeg in haar
schrijversloopbaan slaagde ze erin een breed publiek te bereiken met haar
novelle Oeroeg (1948), waarin de verhouding tussen Nederland en de
voormalige kolonie Indonesië centraal staat. Zelf werd Haasse geboren in
Batavia (nu Jakarta), ze bracht haar jeugd in Nederlands-Indië door. Het land zou
een prominente rol spelen in haar oeuvre. Tijdens haar leven ontving Hella S.
Haasse tal van grote literaire prijzen, waaronder de P.C. Hooftprijs (1983)
en de Prijs der Nederlandse Letteren (2004).
Tijdens Haasses jeugd op de
archipel hoorde ze tot de gegoede laag van het land; toch verkoos ze om met
haar klasgenootjes deel te nemen aan activiteiten met de plaatselijke jeugd, en
ging ze bijvoorbeeld naar het gemengde zwembad (dit aspect zal Haasse later
zelf aanhalen om haar betrokkenheid bij de bevolking te bewijzen). Toch moest
ze ook een tijdje verblijven in een pension in Nederland omdat haar moeder kuurde
in Davos. Hella en ook haar jongere broertje zullen daaraan in hun volwassen
leven een zekere verlatingsangst overhouden (hoe kwam het immers dat haar
moeder wél kon blijven optreden als muzikante in het kuuroord, maar niet voor
hen kon zorgen?) Haar studie Germaanse talen zal Haasse afbreken; haar
fascinatie voor Scandinavische mythen wordt in die tijd meer en meer
geassocieerd met de rassentheorieën van de nazi’s over het verheven Arische
ras. Ze zal zich toeleggen op toneel, samenwerken met onder meer Wim Sonneveld,
acteren, en meer en meer schrijven. Haar huwelijk met de jurist Jan van
Lelyveld, de geboorte van haar drie dochters (de oudste overlijdt op
peuterleeftijd), en het schrijvende leven zullen haar dagen vullen. Hoewel ze
deel ging uitmaken van het literaire leven in Nederland, zou ze altijd een
soort van zijpositie innemen.
Nu heeft Aleid Truijens een zeer lezenswaardige biografie
geschreven waarin zij leven en werk van Hella S. Haasse met elkaar verbindt in
een vlot geschreven en ruim geïllustreerde tekst. Ze vertelt waar de
autobiografie in het werk van Haasse te vinden is (iets dat Haasse zelf al
gedeeltelijk deed, bijvoorbeeld in Zelfportret
als legkaart), maar door onderzoekswerk kan Truijens nog verder gaan.
Aleid Truijens
spitte werk en nagelaten documenten uit en kwam erachter dat Haasse wellicht in
de laatste jaren van haar leven een keuze had gemaakt in wat ze wel en niet aan
de buitenwereld wilde tonen. Net zoals ze bij leven het beeld ophing van haar
leven (dat van een drukke moeder en meegaande huisvrouw die zich gelaten maar
toch gelukkig schikte in haar lot), behield ze ook na haar overlijden de
controle; zo hield ze een dagboek bij (een ‘zwart schrift’), maar slechts één
van de twee werd niet door de papierversnipperaar gehaald. Uit het schrift dat
wél bleef, wordt zo het beeld van een gelukkig en tevreden leven bijgesteld:
haar huwelijk mocht dan wel lang zijn, maar de echtelieden bleken elkaar toch
niet zo goed te kunnen bereiken als de buitenwereld dacht. Daardoor bleek
Haasse veel eenzamer dan gedacht. Ook alle documenten waarin haar kinderen en
kleinkinderen voorbijkwamen, bleken vakkundig versnipperd.
Toch slaagt Truijens erin in
heldere taal het beeld op te roepen van wie Hella S. Haasse was. Ze doet dat
kritisch; zo gaat de biografe dieper in op de vaak opgeworpen ‘neutraliteit’
van de schrijfster tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haar werd meermaals verweten
geen standpunten te hebben ingenomen tegen de nazi’s, te hebben doorgespeeld
bij het cabaretgezelschap en de toneelgroepen waar ze tijdens de oorlog deel
van uit maakte; Haasse zelf heeft dat altijd genuanceerd en gezegd dat ze niet
anders kon.
Haar
biografie zal hopelijk de interesse in het werk van Hella S. Haasse opnieuw
aanzwengelen, haar romans nemen immers een belangrijke plaats in in de
twintigste-eeuwse Nederlandse literatuur. Truijens toont aan de hand van
citaten uit het werk van de schrijfster treffend aan hoe autobiografisch haar
romans zijn (iets dat niet altijd door de literaire kritiek gezien werd, zo
stelde ook Haasse zelf vast in menig interview aan het einde van haar leven). Het
magistrale werk dat Aleid Truijens heeft afgeleverd kan een inleiding zijn voor
de jongere generatie om zich te verdiepen in het werk van een boeiende
schrijfster die hernieuwde aandacht ruimschoots verdient. Geïllustreerd met tal
van foto’s en voorzien van een uitgebreide bibliografie en notenapparaat.
Aleid Truijens: Hella S. Haasse. Leven in de
verbeelding. 1918-2011, Querido, Amsterdam 2022, 598 p. : ill. ISBN 9789021436388. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan