Op zijn zeventiende besloot Jack Kerouac (1922-1969), opgegroeid
in het provinciale Lowell, Massachussets, schrijver te worden en op zijn
achttiende, in de voetsporen van Jack London, ook avonturier. Tijdens zijn
betrekkelijk korte leven oefende Kerouac een waaier aan jobs uit: van
bouwvakker, pompbediende, katoenplukker en spoorwegarbeider tot brandwacht, sportverslaggever,
koksmaatje en matroos. Na een lange reis door de Verenigde Staten, samen met
Neal Cassady (die model stond voor Dean Moriarty in On the Road),
schreef Kerouac in een benzedrineroes en naar verluidt in amper drie weken tijd
On the Road. Dit cultboek (intussen ook klassieker) weerspiegelde wat
onderhuids bij miljoenen Amerikanen leefde: vervreemding, onrust en de drang
naar persoonlijke vrijheid in een materialistische, op commercie gerichte
samenleving. Het werk gold als het testament van de Beat Generation, een groep
schrijvers en dichters waartoe ook Allen Ginsberg en William Burroughs
behoorden. Beat, of 'een toestand van geëxalteerde uitputting', groeide uit tot
een levensfilosofie, gekenmerkt door een duistere, rauwe kijk op de grootsteedse
realiteit. Voor Kerouac hield die ook een diep geloof in.
Eerder dan een beatnik vond
Kerouac zichzelf 'een vreemde eenzame gekke katholieke mysticus'. Als dromerig
romanticus en idealist die gevoelsmatig afstand van anderen hield, koesterde
Kerouac de Amerikaanse Droom in stilte. Hij wilde zowel over het grootse als
het miezerige Amerika schrijven. De oppervlakkige respons op On the Road
en het feit dat hij meteen tot spreekbuis van een nieuwe generatie
gebombardeerd werd, stemden hem somber. Zijn wilde, associatieve manier van
schrijven – door Kerouac zelf 'spontaan proza' genoemd – werd niet door
iedereen gesmaakt. Truman Capote sneerde: 'This isn't writing; it's typing'.
Gedreven door zijn rebelse inborst en aangetrokken door het zwerversbestaan,
vertrok Kerouac opnieuw uit New York. Ditmaal om op zijn eentje de wereld rond
te reizen, op zoek naar zichzelf en de essentie van het bestaan.
In Eenzame
reiziger, een verzameling stukken met titels die erg tot de verbeelding spreken
('Aanlegsteigers voor de dakloze nacht', 'Alleen op een bergtop',
'Sloddervossen van de keukenzee'...), brengt Kerouac verslag uit van
zijn wedervaren. Onverbloemd, wars van conformisme beschrijft hij in orale taal
het leven zoals het zich hier en nu (of liever: daar en toen) afspeelt.
Kerouacs wereldreis
begon in 1951. Na enkele weken sporen, liften, sjokken van New York naar het
Westen – een trip die hij beleefde als een 'visioen van Amerika' – loopt
Kerouac op versleten schoenen door de straten van Los Angeles, op zoek naar een
baantje op een schip dat hem over de wereld zou voeren. Omdat zijn papieren nog
niet in orde zijn, reist hij verder naar Mexico, waar blije, lachende
gezichten, 'een gozerachtig levensgevoel' en bedwelmende hoeveelheden marihuana
en opium hem met open armen verwelkomen. Als een kameleon gaat Kerouac op in
zijn omgeving. Hij plaatst de Mexicanen op een voetstuk omdat ze volgens hem de
dood beter begrijpen. Ze wenden zich er niet van af en genieten daardoor meer van
het leven.
In
het weergaloze stuk 'De spoorwegaarde' verhaalt Kerouac over zijn tijd als
remmer bij het spoor, nabij San Fransisco. Kerouacs spitsvondige proza dendert
als een trein en blaakt van levenslust. Tongue in cheek beschrijft hij zijn
zevendaagse werkweek, zijn verblijf in miezerige hotels in de achterafstraatjes
van het oude Frisco, waar hij zich op hangerige middagen overgeeft aan de
kustblues en in groezelige bars en bordelen, badend in mist en roze neonlicht,
luistert naar de levensverhalen van aan lager wal geraakten. Kerouac maakt je
deelgenoot van talloze zwerversbesognes en dronkemanspraatjes en schenkt
bovengemiddeld aandacht aan spijkerbroeken en pindakaas. Zijn intense
beschrijvingen van de knarsende wielen van goederenwagons bezorgen je wel
oorpijn.
In
'New York Scenes' schrijft Kerouac met veel liefde over zijn moeder. Buiten
haar lijkt er in zijn bestaan geen vrouw van betekenis te zijn. Zijn
liefdesleven is een aaneenschakeling van losse flirts en mislukte huwelijken.
Na iedere omzwerving geeft Kerouacs moeder hem de gelegenheid thuis te komen en
een poos te blijven om te schrijven. 's Avonds zwerft hij rond in zijn geliefde
Manhattan, waar rusteloze, nieuwsgierige, diepzinnige beatniks op straathoeken
staan te wachten op niemand in het bijzonder. Dronken en high schuimen de
beatnikvrienden de overvolle jazzbars en nachtclubs af, waar Miles Davis,
Thelonious Monk en John Coltrane hun opwachting maken.
Na de wilde tijd komt de eenzame
tijd. In 'Alleen op een bergtop' gaat Kerouac enkele maanden als brandwacht
werken op een berg in de wildernis aan de Canadese grens. Hij kan er alleen op
zichzelf vertrouwen en leert er al mediterend zijn ware en verborgen kracht
kennen. De leegte en stilte geven hem een helder bewustzijn. Kerouac beseft dat
eenzaamheid zich louter in de geest bevindt en dat de angst voor vernietiging
erger is dan de vernietiging zelf. Kerouac geeft wijze raad mee: 'Geen mens zou
door het leven moeten gaan zonder zichzelf een keer bloot te stellen aan
gezonde, ja zelfs saaie eenzaamheid in de wildernis'.
In 1957 reist Kerouac op een
Joegoslavisch vrachtschip van New York naar Marokko. De bootreis duurt twaalf
dagen. Tijdens een spectaculaire storm staat hij duizend angsten uit. De hele
overtocht is 'een les in WIT': het schuim, het zout, geesten en engelen, de
volle maan en het gelaat van God. Na een opiumtrip met Burroughs in Tanger, vat
hij de overtocht naar Frankrijk aan, waar hem het zoete leven wacht. Plots hangt
Kerouac de toerist uit. Verrukt is hij van de landschappen van Cézanne en in
Parijs leeft zijn rococoziel helemaal op bij de aanblik van de Sacré-Coeur.
Prompt wordt hij verliefd: op de lippen van Françaises, op paardenmolens en
stokbroden. In het Louvre valt hij bijna in katzwijm bij Rubens, Breughel en
Rembrandt. Wanneer Kerouac zelfs over een taartje lyrisch begint te doen, kijk
je toch uit naar zijn overtocht naar Engeland. Hij wordt er gearresteerd wegens
landloperij en ontwaakt zodoende – gelukkig maar – uit zijn zeemzoete droom.
Kerouacs
krachtige, ritmische, nu en dan extatische proza vol binnenrijm en
klanknabootsingen nodigt uit de tekst luidop te lezen, om de klanken te
proeven. In de Nederlandse vertaling, verzorgd door Arie Storm, gaan de ritmiek
en de ironische toon van het oorspronkelijke werk helaas soms wat verloren.
Jack Kerouac
overleed op zevenenveertigjarige leeftijd aan de gevolgen van
alcoholverslaving. Zijn werk blijft, zeker in de huidige woelige tijden,
bijzonder actueel.
Jack Kerouac: Eenzame reiziger, Oevers, Zaandam 2022, 280 p. ISBN
9789492068828. Vertaling van Lonesome Traveller door Arie Storm. Distributie De
Wolken
deze pagina printen of opslaan