Luc Vanhie is een dichter die in
de luwte sinds jaar en dag werkt aan een eigen poëtische oeuvre. Op een haast
oosterse manier zoekt de dichter naar inzicht en wijsheid, met een enorm
respect voor wat klein en onooglijk is. Dat uit zich ook in de vorm; Vanhie
legt een voorkeur aan de dag voor korte gedichten van nauwelijks enkele regels,
waardoor zijn gedichten vaak lijken op haiku’s. Ook de langere teksten zijn
doorgaans samengesteld uit korte strofen die ieder ook apart kunnen staan.
Het centrale thema van de dichter is de natuur, maar in
deze bundel wordt die vaak opengetrokken tot de aarde. Daardoor gaat het vaak
om meer dan loutere observaties. De dichter neemt behoedzaam waar, maar het is
hem niet te doen om de superioriteit van de mens. Integendeel, in veel
gedichten wordt de menselijke aanwezigheid teruggedrongen, en het lijkt alsof
de aarde en de vier oerelementen op zich werkzaam zijn. De blik en het
perspectief van de dichter zijn uiteraard nooit ver weg, maar ze blijven zoveel
mogelijk op de achtergrond (al zijn ze merkbaar in de verwoording en de keuze
voor bepaalde beelden). Die aarde verschijnt als een bron van leven en
dynamiek, aangezien in de gedichten tal van personificaties opduiken. Daarbij
valt de voorkeur van de dichter op voor
wat men ‘grenssituaties’ zou kunnen noemen, ogenblikken en ruimtes die als het
ware de oneindigheid openbaren: de horizon, de zee, de avond, de wolken. Het is
een manier om verder te gaan dan de loutere beschrijving en de zintuiglijke
waarneming te laten overgaan in een dieper inzicht.
Die landschappen staan echter niet op zich, want de
menselijke aanwezigheid neemt ze waar. Vaak verschuift het vers gaandeweg naar
een soort van menselijk equivalent. Dat zorgt af en toe voor een contrast:
tegenover de trage, haast onmerkbare dynamiek van de aarde en de kosmos staat
dan het momentane of bruuske van het menselijke handelen. Tegelijk echter wordt
de mens zo steevast opgenomen in een ruimer verband. De natuur wordt beschreven
in menselijke termen, de mens daarentegen als een onderdeel van de natuur.
Dat leidt tot
observaties waarin het bewustzijn tot een zeker inzicht komt. Niet
verwonderlijk is daarbij meermaals sprake van vergankelijkheid en
kwetsbaarheid, maar bovenal straalt deze poëzie loutering en hoop uit. Het
thema van de tijd is al lang een constante in dit oeuvre, en ook in deze bundel
krijgt op gevarieerd gestalte. Het is immers de mens die zich van de tijd
bewust is, en dat bewustzijn neemt in de loop der jaren enkel toe. Dat uit zich
in herinneringen en bedenkingen, die veelal gekoppeld worden aan details of
objecten. Tegenover de trage, eeuwenoude natuur en de regelmatige gang van de
seizoenen staat het eenmalige voortschrijden van mensen, met de eindigheid die
steeds dichterbij komt. Af en toe zijn er flitsen van openbaring die als het
ware die onontkoombare verschuivingen voor even doorbreken.
Vanhie is een bescheiden dichter, maar dat neemt niet weg
dat elke bundel van zijn hand boeit en bij herhaalde lectuur aan belang wint.
Wat de dichter rustig mijmerend opmerkt en meedeelt zal veel lezers aanspreken.
Daarbij komt dat hij in zijn verzen zelf nadenkt over de taal en het schrijven,
op een tastende manier die nog voor extra diepgang zorgt.
Luc Vanhie: Spiegels
van verlies, P, Leuven 2022, 62 p. ISBN 9789493138698
deze pagina printen of opslaan