De kleine zeemeermin verlangt naar een
andere wereld, naar de wereld boven de golven. In Diepdiepblauw, het
romandebuut van Nikki Dekker wordt de kleine zeemeermin omschreven als ‘iemand
die niet simpelweg verliefd is, maar boven alles verlangt naar een wereld
waarin haar verlangens niet vreemd zijn, waarin ze niet bang hoeft te zijn voor
de mening van anderen, of de consequenties van haar liefde. Waarin ze simpelweg
kan bestaan.’ In dat verlangen staat de zeemeermin niet alleen, het is ook het
verlangen van de biseksuele hoofdpersoon uit de roman.
In elk hoofdstuk van haar
essayistische roman laat Dekker zien hoe mens en waterdier op elkaar lijken,
maar ook hoe hun interactie tot problemen kan zorgen. Fragmenten uit het leven
van de biseksuele ik-persoon worden afgewisseld met weetjes over het leven onder
water. Het boek geeft daarmee in de eerste plaats een fragmentarisch beeld van
de zoektocht van de ik naar haar seksuele identiteit. De achronologische
fragmenten geven een beeld van de ik vanaf jonge leeftijd tot volwassenheid en laten
zien hoe ze afwisselend relaties aanknoopt met zowel mannen als vrouwen. Ze
lijkt zich echter noch in relatie met een man, noch in een relatie met een
vrouw thuis te voelen.
De essayistische delen geven veel informatie over
verschillende vissen en andere waterdieren, zoals de anemoonvis die van een
mannetje in een vrouwtje kan veranderen, de dolfijn die een stabiele
homoseksuele relatie aangaat en de blobvis die in zijn eigen wereld helemaal
niet zo lelijk is als we denken. Hiermee laat Dekker zien dat relaties in de
natuur niet zo heteroseksueel zijn als we denken én dat genderidentiteit ook
bij dieren fluïde is. Maar ze laten ook zien dat ons perspectief op de
werkelijkheid vervormd is, bijvoorbeeld door de verwarring tussen zeekoeien en
zeemeerminnen aan te kaarten.
Het naast elkaar plaatsen van fragmenten uit het dagelijks
leven van de ik en feiten over dieren, is het sterkst in het hoofdstuk genaamd
‘school’. Dit gaat aan de ene kant over het belang voor vissen om synchroon in
een school te zwemmen. Wie dit niet kan valt letterlijk uit de groep en is een
gemakkelijke prooi voor roofvissen. Dit wordt gecontrasteerd met een groep
meisjes op de middelbare school. Ook hier is het een kwestie van erbij horen en
doen wat de rest doet, of buiten de groep vallen, wat de hoofdpersoon
uiteindelijk overkomt.
Een rode draad in het boek zijn hoofstukken met de titel ‘zwemles’.
Hier staat de band die de ik heeft met water centraal. De hoofdstukken vormen
daarmee als het ware de lijm tussen de fragmenten over het leven van de ik en de
fragmenten over het leven van de verschillende vissen en andere waterdieren. De
twee soorten fragmenten zijn dan weer geclusterd in hoofdstukken met steeds de
naam van een bepaald waterdier, zoals ‘zeepaardje’, ‘potvis’ en ‘tiktaalik’.
Al met al is Diepdiepblauw
een leerzame en essayistische roman die ondanks het fragmentarische
karakter opvallend gestructureerd is. Jammer is wel dat door het
fragmentarische karakter de hoofpersoon te weinig tot leven komt. Er is te
weinig plot of karakterontwikkeling om een persoonlijk verhaal te vertellen
over de zoektocht naar de eigen seksuele identiteit. Wat het boek vooral het
lezen waard maakt zijn de wetenswaardigheden van het leven onder water en de
manier waarop dit onze kijk op zowel mens als dier kan veranderen vooral op het
gebied van genderidentiteit.
Nikki Dekker: Diepdiepblauw,
De Bezige Bij, Amsterdam 2022, 296 p. ISBN 9789403120911. Distributie Standard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan