Een vrouw, een menselijk wezen
Met de heruitgave van Sibilla
Aleramo’s Een vrouw uit 1906 in de
vertaling van Eva Beata Hendriksen, geeft de onafhankelijke kleinschalige
uitgeverij Orlando gevolg aan het credo waarmee ze zich kenschetsen op hun
website: ‘vanuit een sterke persoonlijke betrokkenheid [...] boeken maken die
ertoe doen, die iets moois toevoegen aan de wereld’. De vertaling van
Hendriksen (1949-2017) – uit de verstrekte informatie wordt niet duidelijk of
deze nog geactualiseerd is – verscheen voor het eerst in 1977 bij Feministische
uitgeverij Sara, en, zo bericht het nawoord van Lidewijde Paris, is in het
Nederlands voorafgegaan door een vertaling uit 1923, die toentertijd veel
aandacht kreeg maar die toch geen herdrukken beleefde.
Deze persoonlijke bekentenis in
romanvorm werd in Nederland dus geen klassieker, maar toch heeft zij niks aan
actualiteit ingeboet, betoogt Paris, die haar vergelijkt met die van de Ierse
schrijfster Anna Burns, Milkman uit
2018: allebei spreken ze van ‘een vrouw’, respectievelijk rond de eeuwwisseling
en in de jaren 1960, die model staat voor de rol waaraan vrouwen zich dienden
te conformeren, en het is die onderdrukte vrouw die via deze schrijfsters een
stem en bestaansrecht krijgt. Zowel de verwijzing van Paris naar de biografie
van Cristina de Stefano – en niet Stefano Cristina zoals foutief wordt vermeld
– van de feministische journalist en schrijfster Oriana Fallaci, die zij als
ondertitel Een vrouw heeft
meegegeven, als het citaat uit Trouw
op de achterflap van het boek, waarin een verband wordt gelegd tussen Aleramo
en de schrijfsters Deledda, Maraini en Ferrante, onderstrepen dat de feministische
strijd om zelfbeschikking van Een vrouw
nog steeds doorwerkt in de hedendaagse literatuur en maatschappij.
Rina Faccio, geboren
in Alessandria in 1876, begon in 1902 met het schrijven van de getuigenis die
op haar eigen geschiedenis is gebaseerd, op aanraden van haar toenmalige
geliefde, de dichter Giovanni Cena, die toen directeur was van het
gezaghebbende tijdschrift Nuova Antologia
en initiatiefnemer op het gebied van democratische en humanitaire projecten. Na
een aantal weigeringen door uitgeverijen verscheen het werk uiteindelijk in
1906 onder het door Cena verzonnen pseudoniem Sibilla Aleramo: Sibilla zoals
hij haar had genoemd in een sonnet dat hij aan haar had opgedragen, en Aleramo
zoals de familienaam in het gedicht Piemonte
van de nationale dichter Giosuè Carducci, waarin een twist tussen de Savoia’s
en de Aleramo’s uit het jaar 1000 wordt bezongen. Ze was tot een schuilnaam
gedwongen wegens de juridische twisten met haar man, met wie ze in 1893 getrouwd
was nadat ze door hem met geweld verleid was, en die een scheiding had
geweigerd en haar de opvoeding van haar zoon had ontzegd.
Dit drama vormt de kern van de bekentenis die in drie delen
de onderwerping, crisis en verlossing beschrijft van de ik-persoon die, zoals
Paris ook aangeeft, in staat is om analytisch en zelfkritisch te reflecteren en
zo de beschouwing ‘naar bijzondere hoogten’ weet te tillen. Het eerste deel is gewijd
aan de jeugd van de hoofdpersoon, haar verhuizing van Milaan naar een stadje
aan zee in het Zuiden van Italië, waar haar vader, die ze adoreert, tot
directeur is benoemd van een fabriek, haar huwelijk met de man die samen met
haar als kantoorbediende in de fabriek werkt en haar op haar vijftiende
aanrandt, de geboorte van haar zoontje, de zelfmoordpoging nadat haar man haar
op verdenking van ontrouw in huis heeft opgesloten.
In het tweede deel wordt beschreven hoe ze in haar
isolement steeds hechter wordt met haar zoontje en haar geest verrijkt met
lectuur, zodanig dat ze zelf gaat schrijven. Als haar man na een onenigheid met
haar vader ontslagen wordt, verhuist het echtpaar naar Rome, waar haar gevraagd
wordt om bij te dragen aan het vrouwentijdschrift Mulier, wat haar in staat stelt om zelf de kost te verdienen en in
contact te komen met verschillende personages die ieder op hun manier bijdragen
aan haar rijping en bevrijding van de onderdrukking door haar man.
In deel drie volgt de
ik-persoon aanvankelijk haar man terug naar het Zuiden, waar hij de plaats in
kan nemen van haar vader als directeur van de fabriek, maar de situatie
verergert en ze besluit om weg te gaan om een nieuw bestaan op te bouwen in
Milaan, hoewel dit betekent dat ze afstand moet doen van haar kind omdat de wet
niet aan haar kant staat. Ze heeft uiteindelijk vrede met haar beslissing, want
was ze gebleven dan was ze ‘een vernederd voorbeeld voor de rest van het leven’
geweest en was haar zoon opgegroeid ‘tussen het verraad en de waanzin’. Zo
verwoordt ze haar wrede dilemma.
Paris geeft aan wat dit boek zo bijzonder maakt voor de
tijd waarin het geschreven is, een getuigenis opgetekend door een vrouw die
haar conditie beschrijft vanuit haar eigen unieke ervaring en niet meer
verwoord door schrijvers als Flaubert of Tolstoj, die van hun vrouwelijke
personages literaire heldinnen gemaakt hebben. Het vertrek van de ik is wel
vergelijkbaar met Nora uit Een poppenhuis
van Ibsen, waarnaar ook expliciet verwezen wordt. Baanbrekend is ook de
eerlijkheid en feitelijkheid waarmee wordt teruggeblikt op de eigen
metamorfose, als men bedenkt dat het kunstproza van de decadente d’Annunzio op
dat moment in Italië toonaangevend was. Overigens zal Aleramo later een
lyrische prozastijl ontwikkelen die sterk door d’Annunzio is beïnvloed, en zal
ze van alles wat ze publiceert een exemplaar met opdracht naar haar idool opsturen.
Ze zal ook het feminisme afzweren en een eigen ‘vrouwelijke spiritualiteit’
ontwikkelen, die ze vorm zal geven in een apologie in 1911 en een lezing in
Griekenland in 1937.
Los van de geschiedenis, die vanwege de naamloze personages en de
onbenoemde literatuur die ter sprake wordt gebracht nog steeds toegepast kan
worden op nieuwe tijdsgewrichten en in andere sociale constellaties – het
internationale succes is misschien ook te danken aan het feit dat behalve de
locaties het verhaal weinig ‘typisch Italiaans’ lijkt te zijn – is de
materialiteit van het beschrevene ook op andere manieren opnieuw relevant. Zo
is er de hang naar spiritualiteit die vanuit een welhaast postseculier perspectief
wordt beschreven. De ik wordt door haar vader uit het ontwikkelde Noorden atheïstisch-positivistisch
opgevoed en wordt daarna in het gezin van haar man uit het primitieve Zuiden
geconfronteerd met rituelen en bijgeloof die ze verwerpt als zijnde achterlijk.
Toch is ze gefascineerd door de figuur van Christus en in Rome komt ze onder de
invloed van een schrijver die ‘de profeet’ wordt genoemd. Op het moment dat ze
moet kiezen tussen haar eigen vrijheid en haar kind beseft ze echter dat deze
aantrekkingskracht tot het geloof in een betere wereld slechts zin heeft door
hier in het hier en nu vorm aan te geven. Ze kiest er dan ook voor om, eenmaal
in Milaan, zich actief in te zetten voor het bestrijden van armoede en, met
zichzelf als voorbeeld, voor vrouwenrechten.
Naast spiritualiteit als zuivere
inspiratiebron speelt ook de natuur een rol in haar losmaking van verstikkende
sociale patronen. De beschrijvingen van het landschap verraden misschien nog
een zweem van lyrische romantiek, maar ze getuigen ook van de wens om haar ‘innerlijke
vrede’ te zoeken in de versmelting ‘in een enkel iets dat over alles schittert’,
en die vindt ze niet in de stad, waar de mens ‘onophoudelijk en trots de natuur
uitdaagt die voor hem beperkt en onvolmaakt is’, maar ‘onder de eindeloze met
sterren bezaaide hemel [...] bij de zee en de bergen die zich niets van hem
aantrekken’. Ze is op zoek naar het moment waarop egoïsme verandert in
altruïsme, een wilskracht die ze aan het werk heeft gezien in ‘het bezielende
en voortstuwende vermogen’ van haar in Rome gevonden vriendin en grote
voorbeeld, de directrice van Mulier, die van nature meer geneigd is ‘tot
handelen dan tot propageren’.
De feministische en socialistische denkkaders die haar
helpen om zich in te zetten voor de ander, zijn echter niet in contrast met
haar zoektocht naar spirituele openbaring of natuurlijke heling, maar behoeden
haar ervoor om de vrouw die ze geworden is niet opnieuw in dienst te stellen
van een ideaal. Nee, beseft de ik-persoon, zij is geen ‘eenvoudig wezen dat
zich steeds opoffert’, zoals haar eigen moeder dat geweest is, maar ‘zij moet een vrouw zijn, een menselijk wezen’. En
dit besef van een alles doordringende vitaliteit maakt Een vrouw opnieuw actueel in deze nieuwe uitgave van uitgeverij Orlando.
De woorden ‘emancipatie’ en ‘feminisme’, die de ik tot bewustwording brachten, zetten
haar tevens aan om haar woorden zo te formuleren dat ze vanuit haar toekomstige
bevrijde en niet vanuit haar verleden ‘geketende’ ik tot haar zoon spreken, en zo
tot telkens nieuwe generaties.
Sibilla Aleramo: Een vrouw, Orlando, Amsterdam 2022,
271 p. ISBN 9789083233826. Vertaling van Una donna door Eva Beata Hendriksen.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan