Vanaf twaalf jaar

JEUGDBOEKEN NR. 4, APRIL 2024

Ludwig Volbeda: Oever

door Henk van Viegen

12+ - Jip kan echt goed tekenen, een opdracht voor dat vak zou dus geen enkel probleem moeten zijn. De tekeningen waarmee ze het verhaal van dit boek illustreert, tonen haar talent. Dat heeft ze dan gemeen met haar bedenker, de nationaal en internationaal bekroonde illustrator Ludwig Volbeda, dankzij succesvolle samenwerkingen met onder anderen Ted van Lieshout en Benny Lindelauf. Beiden staan op het achterplat als promotors van dit boek. Net als Jip heeft Volbeda vòor zijn middelbare school enige tijd op tekenles (hilarisch beschreven) gezeten. Oever is Volbeda’s debuut als auteur van proza.  

Het boek beschrijft iets meer dan een week, vrijdag t/m zondag, een meivakantie. Elke dag begint met een becommentarieerde (zwartwit/grijs-)tekening van Jip, en de zondag eindigt er ook mee. Jip verveelt zich. Dat gebeurde vroeger nooit, want toen was er haar beste vriend Oever. Maar die is geëmigreerd om bij zijn vader te gaan wonen. Veel tijd besteedt Jip aan dag- en schemerdromen. Ook aan thuis het plafond van haar kamer bestuderen, en de wolkenlucht op haar lievelingsplekje, een kuil in een veldje van een verloederde buurt. Op beide plekken schrijft ze, liggend op haar rug, maar dit verhaal uitsluitend op het veldje. Ze zou ook haar zelfportret kunnen maken, maar daarmee is ze al enige tijd uitstel aan het praktiseren.
 
Het waarom van de moeite het zelfportret tot een goed einde te brengen, wordt duidelijk aan het eind van dit sterke verhaal.
 
Volbeda blaast het aloude motief van de nieuwe leerling nieuw leven in. Jip, die volgens een getapte en populaire medeleerling er ‘het meest als docent uitziet’, mag op een dag de deur open gaan doen als er geklopt wordt. De scène die dan volgt, beschrijft Jip alsof die zich afspeelde in slow motion. Ze weet meteen dat er een kennelijk voor altijd interessante jongen binnenkomt. Het boek is opgezet als een soort brief van haar aan deze nieuwe leerling om haar gedrag aan hem, en zo ook aan de lezer, uit te leggen. Als dat boven tafel is, is het zelfportret daarna een fluitje van een cent.
 
En: krijgen ze elkaar? Ja, en nog iets meer nee, ook in slow motion.
 
Jip is een bijzonder type. Als je goed oplet, pik je de vooruitwijzingen naar Jips anders zijn wel op, zowel in scènes in de klas als bij haar thuis. Bijvoorbeeld dat ze in het donker haar tanden poetst en doucht. Als Jip verliefd is, zegt haar vader dat het (ook) prima is als het om een meisje gaat. Jip is kennelijk een meisje, tot dat moment nog onduidelijk: Jip is immers als meisjes- en als jongensnaam mogelijk. Het is bijna jammer als een paar personages ineens expliciet met deze mogelijkheid op de proppen komen.
 
Jip is een mooi meisje, maar ze gedraagt zich zo lesbisch, stelt iemand op school. Oever werd op voetbal enigszins gepest omdat zijn vriendinnetje eigenlijk een vriendje is volgens de jongens van zijn team. ‘Ben jij het broertje van ….’ vraagt iemand haar op een feest.
 
Als je op het achterplat de quote van Benny Lindelauf (‘zoektocht van een jong, queer personage’) hebt gelezen, is het niet echt meer een verrassing, die had de uitgever dus beter niet kunnen opnemen. Opvallend: het boek is niet uitgekomen in Querido’s Glow-reeks, een serie jeugdromans met een hoofdpersonage dat op zoek is naar haar/zijn/hun identiteit.
 
De tekenlerares constateert Jips uitstelgedrag, maar blijft onverbiddelijk, ook als Jip met een paar noodgreepjes op de proppen komt (zoals met iets voor haar gezicht, als een appel bij een Magritte). Heel goed ingeschat van die docent: het komt heus wel. En wel op de laatste pagina, een prachtige afsluiting, eenvoudig, helder en ontroerend. Vlak daarvoor wordt ook duidelijk waarom het boek Oever heet, en krijgen de hoofdstuktekeningen nog een heel fraaie rol toebedeeld in de ontknoping.
 
Je kunt je nauwelijks voorstellen dat dit een prozadebuut is. De taal knettert en sprankelt, je wilt voortdurend een mooi beeld noteren. Kevervleugeltjes als kerkramen, of ‘Oever had dat ook, zo’n hoofd dat groter is aan de binnenkant dan aan de buitenkant’. Slechts een hoog enkele keer doet iets wat gemakkelijk aan (‘De kruidenbuurt [woonwijk] werd langzaam de onkruidenbuurt’). Volbeda strooit ook zo fijn motiefjes en spiegelingetjes uit. De liefde voor de biologie, de dagdromen, het licht, wat als, de dementie van oma. Klasgenoten en leraren worden trefzeker, en vaak geestig neergezet. Iemand die goed kan tekenen, is vaak een goeie kijker.
 
Hier en daar deed dit me aan de (laatste) boeken van Erna Sassen denken, maar dan zonder de rauwheid, meer een poëtische lightversie. Ook een met humor beschreven hoofdpersonage dat apart is, maar wel gerespecteerd wordt, en goed kan tekenen. Met tekeningen door het boek en hoofdstukken met soms maar één kreet of zin.  
 
Ludwig Volbeda: Oever, Querido, Amsterdam 2024, 230 p. : ill. ISBN 9789045129990. Distributie L&M Books 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri