Nederlands proza

BOEKEN NR. 9, OKTOBER 2020

Bart Moeyaert, Peter Van den Ende (ill.): Het hele leven

door Jen de Groeve

‘Er was niets, en God, en ik’   

Tussen 2003 en 2015 schreef Bart Moeyaert het drieluik De schepping, Het paradijs en De hemel. Hij deed dat op vraag van het Nederlands Blazers Ensemble en stond ook telkens met hen op het podium, waar hij zijn verhalen voordroeg in samenspel met de muziek van Joseph Haydn. De schepping werd uitgegeven als prentenboek, met illustraties van Wolf Erlbruch. Het paradijs werd, ook door Erlbruch, veel soberder geïllustreerd en gepubliceerd als verhaal voor kinderen vanaf een jaar of twaalf, net zoals De hemel, met prenten van Gerda Dendooven. In de drie boeken samen volgt Moeyaert dus ‘het hele leven’: het begin, het leven en de dood. Querido zorgde nu voor een uitgave in één boek in haar volwassenenfonds, sereen geïllustreerd door Peter van den Ende. Hoe verschillend de drie verhalen oorspronkelijk ook in de markt gezet zijn, Het hele leven laat heel sterk de eenheid van Moeyaerts verhalen naar voren komen, en hoe krachtig taal, vertelwijze en inhoud op elkaar ingrijpen. Het zijn verhalen die onder je vel kruipen.
 
In De schepping introduceert Moeyaert een ik-figuur, die aan de schepping vooraf gaat en in Gods gezelschap op een stoeltje in de leegte zit. Moeyaert laat de ik in een filosoferende en associërende woordenstroom de oorspronkelijke leegte volpraten met bedenkingen over 'iets' en 'niets', 'veel' en 'weinig' en 'straks' dat nog niet bestaat. Maar ‘alles was goed’, zegt God, ‘Alles was goed. Al was er nog niets.’ Naarmate Gods schepping vordert en de leegte gevuld raakt, dringen zich existentiële vragen op aan de ik, die niet weet waar hij is, op zijn stoeltje tussen licht en donker, land en water. En van zodra God met zijn vinger een cirkeltje tekent rondom hem en hij dus een plek heeft, komt de volgende vraag: ‘waarom?’. En zoals we weten heeft God overal een antwoord op.
 
De schepping sluit af met man en vrouw in een hemels bed en ze hebben het gevoel dat Gods schepping nu wel klopt. In Het paradijs maken ze een val, vanuit het hemelse in het aardse paradijs, zeg maar. In het begin ging alles goed, maakten ze volkomen deel uit van de schepping, maar na enige tijd zet de verwijdering in. De man ziet het als zijn taak om de ongetemde groei van het paradijs te bedwingen, de vrouw mist in al die overvloed toch iets. Twee mensen met een heel verschillende levensadem werken zich almaar verder uit elkaar.  
 
In De hemel ten slotte, is de oude man in het gezelschap van de dood en hij vindt dat er niets meer toe te voegen valt aan zijn leven. Hij zou wel nog een laatste keer naar zee willen. Op woensdag, dan wordt het warm voor de tijd van het jaar. Woensdag is dan ook een mooie dag om te sterven, vindt de dood. Hij moet wel even kijken of hij dan kan.
 
Fundamenteel gaat Het hele leven over de zoektocht van de mens naar zijn plaats in de wereld en naar zichzelf. Eenzaamheid lijkt daarin het kernwoord. Onvoorstelbaar eenzaam is de eerste mens op zijn stoeltje in het niets. Hij is een mens zonder wereld en Gods woorden zeggen hem niets, want taal zonder context heeft geen betekenis. Eenzaam zijn ook de man en de vrouw in het paradijs. Ze ploeteren als in een huiselijk tafereel door dit oerconflict en er is geen God die hen de weg wijst. En wezenlijk eenzaam is tot slot de man aan het einde van zijn leven, die als hij achterom kijkt, beseft dat er ‘nooit; nunca never’ iemand op hem heeft gewacht. Dan is de hemel zeer welkom en voelen de knoken van de dood, die slaapt tussen zijn dekens en fluistert ‘Ik ben je oudste broer’, zacht aan.
 
Moeyaert schrijft helder en snedig, zijn zinnen ronken en spinnen van het taalplezier. De kracht van zijn vertelling zit in de grote suggestiviteit ervan en de indringende, geschakeerde vertelstem. Je ziet en voelt de personages in hun honger en hun streven, dat wezenlijk het streven van elk mens is. Zijn bedachtzame, aftastende manier van schrijven schept ook stilte tussen de regels, ruimte die de lezer de kans biedt om het verhaal verder te denken. Je moet Moeyaerts verhalen traag lezen en goed laten doordringen wat er staat, en hoe het er staat.
 
Dit intense en gelaagde proza vraagt enige literaire competentie van de lezer om niet in de bovenlaag te blijven steken. Dat De schepping in 2003 een prentenboek werd, geschikt om voor te lezen aan jonge kinderen, ligt in de eerste plaats aan de bijdrage van Wolf Erlbruch. Zijn prenten geven lucht aan de tekst, hun eenvoud zorgt voor een tegengewicht. De sfeer die van de prenten uitgaat, pik je namelijk meteen op, de tekst en zijn mogelijke betekenissen krijgen tijd en ruimte. Aan de andere kant hebben Moeyaert en Erlbruch gemeen dat ze abstract denken zichtbaar en invoelbaar kunnen maken en dit in kinderlijk eenvoudige termen. ‘Het is alsof we in de dezelfde tuin hebben gespeeld’ (In dezelfde tuin gespeeld), zei Erlbruch ooit over hun samenwerking. Moeyaert had het zelf niet passender kunnen formuleren.
 
Peter van den Ende maakte gedetailleerd uitgewerkte zwart-witpentekeningen voor Het hele leven. Hiermee is de discrepantie ongedaan gemaakt die in de uitgaven voor kinderen ontstaan was tussen De schepping en de volgende twee verhalen, tussen een royaal geïllustreerd prentenboek om voor te lezen aan de kleinsten en boeken die mogelijk jongeren of meer waarschijnlijk vooral volwassenen zouden aanspreken. Met Van den Endes verstilde taferelen, twee per verhaal, is dit een mooie, strakke uitgave. Maar onder de serene rust van de beelden zit een latente troebeling, die suggereert dat er meer is dan je op het oog ziet. Ze nodigen uit om terug te bladeren, om de links tussen de drie verhalen te ontdekken en vooral om dieper te kijken. Deze prenten zijn op een kalme manier indrukwekkend. Zoals Moeyaerts teksten uitnodigen om tussen de regels te lezen, nodigen Van den Endes prenten uit om voorbij de anekdotiek te kijken naar wat hij in de kern zichtbaar maakt.
 
Bart Moeyaert, Peter Van den Ende: Het hele leven, Querido, Amsterdam 2020, 89 p. : ill. ISBN 9789021422190. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri