Hans Frambach is volledig uitgeblust. De 58-jarige
archivaris van het Instituut voor Exploitatie van het Verleden leidt een grijs
en saai bestaan, waarin hij niet meer weet waarom hij zijn job doet, en buiten
dat werk eigenlijk geen leven heeft. Die persoonlijke situatie spiegelt een
maatschappelijk probleem, met name de omgang met de verschrikkingen van de
Tweede Wereldoorlog. Duitsland doet er wel alles aan om de herinnering daaraan
in leven te houden, maar dat laat hoe langer hoe meer mensen onverschillig: ze
lopen achteloos over de ‘Stolpersteine’ (de kleine gedenktekens die in de stoep
worden aangebracht op plaatsen waar Joodse mensen zijn weggevoerd) in plaats
van erover te struikelen (in de letterlijke en figuurlijke betekenis), zoals de
bedoeling was; Auschwitz is tot een soort Hollywood-decor verworden dat
ingesteld is op toeristen; en de goedbedoelde pogingen om de Holocaust
inzichtelijk te maken via vergelijkingen met andere slachtingen uit de
geschiedenis hebben tot gevolg dat de uitzonderlijkheid van de Shoah eigenlijk
teniet gedaan wordt. Frambach moet vaststellen dat, ondanks alle inspanningen,
het trauma lijkt te slijten:
‘Het verschrikkelijke was nu dat het
amper nog pijn deed. Dat was de eigenlijke verschrikking, en meer nog: voor hem
was dat het eigenlijke. Dat die misdaad, hoe groot hij ook was, geen pijn meer
deed.’
En
dat deprimeert Frambach minstens evenzeer als zijn werk. De enige met wie hij
kan praten is Graziela, zijn beste vriendin. Ook zij was helemaal bezeten door het
schuldige verleden van Duitsland tot ze zich helemaal verloor in een relatie
met een getrouwde man. Het maakt dat zij haar focus heeft weten te verleggen
naar de (lichamelijke) liefde, terwijl Frambach bezeten blijft door gedachten
over de volgens hem onjuiste omgang met de Duitse schuld.
Iris Hanika snijdt in Het eigenlijke een heikel thema aan,
namelijk wat in het Duits ‘Vergangenheitsbewaltigung’ heet. Dat is
maatschappelijk en politiek een ingewikkeld onderwerp omdat vragen over de ‘proportionaliteit’
van de aandacht en een ‘juiste’ benadering altijd explosieve discussiestof
bevatten. De kwesties die deze roman opwerpt zijn dan ook stuk voor stuk lastig.
Door het gebruik van enerzijds een zekere afstandelijkheid en anderzijds ironie
(die bij momenten zelfs in cynisme omslaat) wordt de confrontatie met de aan de
orde gestelde problematiek zelfs nog ongemakkelijker. En ook het voortdurende
intertekstuele spel met beroemde regels uit de Duitse literatuur die verbasterd
worden, zorgen voor voortdurend ongemak tijdens de lectuur. De lezer dient zich
te positioneren tussen twee polen: aan de ene kant het voortdurende en
kwellende bewustzijn van de misdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog waaronder
Frambach lijdt en aan de andere kant de totale desinteresse of zelfs de
volledige vergetelheid. Daarmee levert Hanika een kritische roman af vol
ethische vragen.
Iris Hanika: Het eigenlijke, De Arbeiderspers,
Amsterdam 2021, 200 p. ISBN 9789029541374. Vertaling van Das Eigentliche door
Jantsje Post. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan