‘Vlaanderens mooiste’ leeft!
Op 12 mei nam hoogleraar Frits van Oostrom afscheid van de universiteit
van Utrecht. Als bekroning op zijn wetenschappelijke carrière publiceerde hij
gelijktijdig het boek De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk,
een boek over het middeleeuwse verhaal Van den vos Reynaerde, over de
receptie van dit werk binnen en buiten de wetenschap én over zijn persoonlijke
band ermee. Het mooi vormgegeven en rijk van afbeeldingen voorziene boek biedt
een degelijke status quo voor nieuwkomers in het vakgebied, terwijl experts
vooral veel plezier kunnen beleven aan de interessante terzijdes en de
persoonlijke geschiedenis die Van Oostrom door zijn tekst verweeft. Daarnaast
biedt het boek ook een nieuwe editie van de tekst van de hand van Frits van
Oostrom en Ingrid Biesheuvel.
In het eerste deel van het boek – ‘Oud Goud’ – beschrijft
Van Oostrom onder andere hoe hij zelf de tekst ontdekt heeft als tienjarige in
de vorm van de bewerking van P. de Zeeuw J. Gzn. Meer verdieping kreeg zijn
kennis van Reynaert in de vierde jaar van de middelbare school. Nederlands
docent dhr. De Zoeten trakteerde zijn leerlingen op een meesterlijke voordracht
van de middeleeuwse tekst. Maar zijn onderwijs ging verder dan dat: hij liet
zijn leerlingen ook kennis maken met de wetenschappelijke analyse van de tekst
van onderzoeker Gerard Arendt. De jonge Frits vond dat zo schitterend dat hij
zelfs het proefschrift van Arendt ging lezen. Met de beschrijving van dit
onderwijs toont van Oostrom in zijn boek een beeld van een vervlogen wereld met
belezen docenten en zonder digitale middelen, die soms een zegen zijn en soms
een vloek.
Die
vervlogen wereld blijkt ook het vervolg van het hoofdstuk waarin in vogelvlucht
het Reynaert-onderzoek geschetst wordt aan de hand van grote namen als Gerard Arendt,
Wim Gerritsen en Wytze Gerbens Hellinga. Ook hier is de persoonlijke inslag
nooit ver weg en krijgen we inzicht in de universitaire scholing van Frits van
Oostrom en zijn band met zijn leermeesters. Dat maakt deze tocht langs Reynaert-onderzoekers
door de jaren heen niet alleen een prettige kennismaking met het voorgaande
onderzoek, maar ook een uniek inkijkje in de academische wereld van weleer.
Maar terug
naar ‘Vlaanderens mooiste’, zoals Van Oostrom de Reynaert noemt. De ‘Vlaamse
huisvriend’ Reynaert komt niet alleen uit deze streken, maar is er ook innig
mee verbonden. Dat heeft alles te maken met de herontdekking van de
Reynaert-tekst uit het Comburgse handschrift door Friedrich David Gräter in het
begin van de negentiende eeuw. Hij inventariseerde de middeleeuwse
handschriften van de kloosterburcht Comburg en legde een link met het toen
recent verschenen Reineke Fuchs van Goethe. Via Jacob Grimm werd de
tekst onder de aandacht gebracht bij Jan Frans Willems, niet alleen de vader
van de Vlaamse Beweging, maar ook van de moderne Reynaert-bewerking.
Het veelvoud van deze
bewerkingen – en de band tussen deze bewerkingen en het onderwijs – wordt door
Van Oostrom kort geïntroduceerd, geflankeerd door afbeeldingen van de covers
van Reynaert-bewerkingen door de tijd heen. Denk aan de schooluitgaven van
Hubert Slings, Julius de Geyter of Jan Ligthart, maar ook aan meer
lichtvoetigere bewerkingen zoals de kinderbewerking van Paul Biegel, de rap van
Charlie May of de
recente Reinaert van Koos Meinderts. Dit maakt duidelijk dat Reynaert
wellicht zijn wortels in het verleden heeft, maar ook nog altijd een tekst is
die nu leeft.
In
het tweede deel getiteld ‘De tekst’ gaat Van Oostrom terug naar de basis: de
middeleeuwse Reynaert-teksten. De tussenkopjes van dit hoofdstuk volgen
duidelijk de structuur van de tekst. Per onderdeel geeft Van Oostrom een uitgebreide
samenvatting, een vergelijking tussen de handschriften en legt hij verbanden
met andere relevante contemporaine bronnen. Dit wordt aangevuld met de duiding
die er in de secundaire literatuur aan verschillende scènes is gegeven. Hij
biedt hiermee geen nieuwe inzichten, maar wel een helder en goed overzicht van
de stand van zaken. Wie zich verder wil verdiepen in Reynaert of oude kennis op
wil halen, kan hier alles vinden wat hij zoekt.
In het derde deel – ‘Horizon’ - bespreekt
Van Oostrom Willem, de onbekende dichter van Van den Vos Reynaerde, de
romanstructuur en Reynaert zelf. Het is te prijzen dat Van Oostrom hier een
podium biedt aan alle opvattingen die in de loop van de tijd de revue zijn
gepasseerd. Zo gaat hij uitgebreid in op de hypothese dat Willem van Boudelo de
mogelijke schrijver is. Ook andere nog onbewezen hypothese komen aan bod.
Daarmee geeft Van Oostrom een duidelijk en eerlijk beeld van het speelveld. Ook
is het te prijzen dat hij niet bang is om op eerdere eigen standpunten terug te
komen. Zo komt hij terug op zijn eerdere stelling in Reynaert primair
(1983) over het publiek van de Reynaert. Hoewel hij in 1983 stellig beweerde
dat het gaat om een publiek van aristocraten, wijst hij nu juist op de
stadsburgerlijke betrokkenheid bij de middeleeuwse letterkunde.
Interessant is dat
Van Oostrom echter niet terugkomt op zijn visie op Reynaert. In 1983 betoogde
hij dat de vos in een middeleeuwse context verre van een positief personage is.
Niet alleen is hij in een overwegend agrarische samenleving een geduchte
kippendief, ook is hij volgens secundaire literatuur een zinnebeeld van de
duivel. Nadien is echter ook geopperd dat Reynaert eerder een trickster is, die
zich buiten de categorieën van goed en kwaad bevindt. Van Oostrom doet op dit
gebied geen water bij de wijn en noemt Reynaert in zijn nieuwste publicatie
onverbloemd een ‘oplichter, narcist en zelfs psychopaat’. Van Oostrom
concludeert over het karakter van het hoofdpersonage:
‘[Reynaert is] de traditionele
tricksters ver voorbij: die opereren gemeenlijk met een minimum aan
bloedvergieten, aangezien ze dat niet nodig hebben voor hun virtuoze
overwinning. Maar voor Reynaert is de pijn van anderen juist integrerend deel
van zijn succes. Antiheld is als betiteling voor hem beslist te zwak. Geen
middeleeuwse roman kent een kwaadaardiger hoofdfiguur dan Van den vos
Reynaerde.’
Zijn visie op de vos blijft dus inktzwart. Opvallend is overigens dat Van
Oostrom in de verantwoording van zijn boek ‘Reynaert’ als een crimineel afkort
tot ‘R.’
Deze
magnifieke introductie van de Reynaert sluit af met een nieuwe editie van de
middeleeuwse tekst van Frits van Oostrom en Ingrid Biesheuvel. Het doel van
deze editie is om de beste mogelijke tekst te leveren op basis van de
beschikbare bronnen. Daarmee zetten de editeurs zich af tegen edities zoals die
van Bouwman & Besamusca (Bert Bakker 2002). Deze editie – die een
middeleeuwse bron als basis hanteert - wordt bestempeld als ‘Comburg met
make-up’ en zelfs als ‘laf’. Biesheuvel en Van Oostrom kiezen er juist voor om
tekstgetuigen uit verschillende bronnen te combineren. Ze hebben hiermee niet
het doel om de originele tekst van Willem te reconstrueren, maar wel de
gemeenschappelijke voorouder van de overgeleverde teksten zo veel mogelijk te
benaderen.
Het
resultaat is een prettige editie met een logische tekst. Er is voldoende
duiding van begrippen en soms vertaling van hele zinnen, waardoor de
middeleeuwse tekst erg toegankelijk wordt. Dit is overigens een typisch
handelskenmerk van Ingrid Biesheuvel, die eerder mooie vertalingen van
middeleeuwse teksten publiceerde, zoals de Roman
van Limborch. Wie het Middelnederlands toch nog lastig vindt, kan ook de
audio-opname van Van den vos Reynaerde van Frank Willaert gelijktijdig
meeluisteren. Deze is gemaakt op basis van deze editie en is samen met ander extra
materiaal omtrent het boek te vinden op de website dereynaert.nl.
Maar: deze editie levert wel een
tekst die nooit eerder bestaan heeft. Reynaert kent in bewerkingen vele
gezichten, maar in de edities zou er minder variatie moeten zijn. De ‘laffe’
editie van Bouwman & Besamusca geeft (grotendeels) wel een tekst weer die
ooit door middeleeuwers werd gelezen. De editie van Van Oostrom en Biesheuvel geeft
een prettige tekst voor de lezer van nu waarin mogelijke interpretatieproblemen
opgelost worden. Een klein en simpel voorbeeld: in de proloog hebben eerdere
edities de zin: ‘God moete ons ziere hulpen jonnen’, naar het Comburgse
handschrift (A). Van Oostrom en Biesheuvel volgen hier echter het Dyckse
handschrift (F): ‘God moete hem ziere hulpen jonnen’. Dit is logischer: het is
immers Willem die Gods hulp nodig heeft bij het schrijven van zijn tekst. Zo
zijn er voortdurend kleine aanpassingen op basis van andere bronnen die het
leesgenot zeker ten goede komen.
Maar welke middeleeuwer heeft de tekst zo gezien? Elke
reconstructie is en blijft immers een fictie. Elke samenstelling van oude
tekstgetuigen creëert slechts een extra tekstgetuige die nooit samen kan vallen
met de gemeenschappelijke voorouder van de overgeleverde teksten. Nu dekken de
editeurs zich goed in en beweren ze enkel richting deze gemeenschappelijke
voorouder te gaan zonder deze echt te kunnen reconstrueren. Maar is dit niet
theoretisch gescherm om toch te kunnen doen wat binnen de New Philology juist
sterk bekritiseerd is: namelijk via kritische reconstructies zelf ‘nieuwe’ tekstgetuigen
maken in plaats van bestaande tekstgetuigen diplomatisch te editeren? Het dient
de editeurs wel nagegeven te worden dat er een goede verantwoording is waarin
aangegeven wordt welke bron gevolgd wordt en waarom. Het hele werkproces is
daardoor als het ware open source en kan gereconstrueerd worden.
Dit is een prachtig
boek dat bij het publiek van nu binnen en buiten het vakgebied het vuur voor
Reynaert de vos brandend kan houden. Het is een verdienste dat Frits van
Oostrom een klein vakgebied op deze manier in de kijker kan zetten en een
groter publiek kennis kan laten maken met Reynaert. De prettige editie en
duidelijke uitleg over tekst en onderzoek is voor wie nog niet of minder bekend
is met de stof een goede en gedegen introductie die ook nog eens smakelijk
gebracht wordt. Voor wie meer in de materie zit is de persoonlijke slag van dit
boek een aanwinst. Het is een verrijking om te zien hoe bij Frits van Oostrom
het vuur voor Reynaert is gaan branden. Maar tussen de regels door is het ook
een ode aan de leermeester en een spiegel van hoe het vak Nederlands zou moeten
zijn, namelijk zoals bij dhr. Van Zoeten: met bezielde en bevlogen docenten die
zelf de methode zijn.
Frits van Oostrom: De Reynaert. Leven met een middeleeuws
meesterwerk, Prometheus, Amsterdam 2023, 591 p. ISBN 9789044642674. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan