Een blik in
de diepte
Mensen kijken vaak niet verder
dan de oppervlakte, meent Badal, het hoofdpersonage uit de gelijknamige roman
van Anil Ramdas, en dat leidt soms tot vooroordelen en misverstanden. Met deze
roman lijkt Ramdas de lezer daarvan bewust te willen maken en wakker te
schudden. Het is namelijk een ambigu boek dat voortdurend vraagt om verder te
kijken dan de zichtbare oppervlakte. ‘Het wonderlijke laten zien van wat zo
duidelijk leek. Het steeds weer vinden van de blik van de vreemdeling, waardoor
het vertrouwde kon worden gewantrouwd’, daar draait het om. Wat deze roman de
moeite waard maakt, is bijgevolg niet zozeer de oppervlakkige feitelijke
lezing, maar wel de ironische, de groteske en de mythologische lezing. Boeiende
lagen die verloren gaan voor wie de moeite niet doet of de tijd niet neemt om
onderweg ook even in de diepte te turen.
Het is verleidelijk om Badal
als een soort egodocument van de auteur te lezen. Net als Ramdas is Badal
namelijk journalist en essayist. Zijn leven vertoont heel wat makkelijk aan te
wijzen parallellen met dat van Ramdas. Zo schreef Badal bijvoorbeeld een
ophefmakend essay over de afwezigheid van volwaardige allochtone protagonisten
in de Nederlandse literatuur. De auteur geeft het zijn lezer allemaal (wat
treiterig) met de paplepel aan, terwijl het er voor de roman helemaal niet toe
doet.
Je kunt
het boek ook lezen als een essayistische, behoorlijk intellectualistische
ideeënroman met controversiële onderwerpen als de multiculturele samenleving,
(anti)racisme, (post)kolonialisme, de condition humaine, gebrek aan engagement
bij intellectuelen… en leergesprekken over film, literatuur enz. Een grondige
voorkennis van de besproken onderwerpen is vaak onontbeerlijk om de gesprekken
van Badal te kunnen volgen en beoordelen. Het boek komt daardoor onvermijdelijk
tamelijk pedant en ergerlijk over. Badals ideeën (bijvoorbeeld: ‘Ergo wie
zelfmoord pleegt, helpt de evolutie vooruit.’) zijn soms ronduit
aanstootgevend, en hij is niet meteen een aimabel figuur:
‘Je veracht gewone mensen. Je
kijkt op ze neer. […] Je wil de intellectueel uithangen en vergeet dat er een wereld
is waarin je het ook fijn met elkaar kunt hebben zonder steeds maar een hoger
inzicht te zoeken. […] wat heb je bereikt met al je gepeins? Welk deel van de
wereld heb je verbeterd? Hoeveel mensen heb je gelukkiger gemaakt?’
Dit laatste citaat
kan je lezen als een kritiek op de geëngageerde intellectueel Badal, maar
evenzeer als een ironisch commentaar op dergelijke kritieken. Badal kan
met andere woorden ook gezien worden als een groteske uitvergroting van
bepaalde maatschappelijk aanvaarde denkbeelden — zoals de arrogante
intellectueel in zijn ivoren toren of de onvermijdelijke autobiografische
onthullingen van elke romanschrijver.
Badal is een Nederlander met
Indiaas-Surinaamse roots, een ambigue figuur, waar je als lezer nooit helemaal
hoogte van kunt krijgen. Hij is het prototype van de migrant, de reiziger, de
buitenstaander die nergens helemaal bij hoort. De lezer kijkt naar de wereld
door zijn ogen, maar doet dat via een afstandelijke hij-verteller. Die afstand
zorgt ervoor dat de lezer niet of nauwelijks verder kan kijken dan de
oppervlakte en zich nooit helemaal met het personage kan identificeren.
Maar er is meer.
Badal mag dan wel het uitvergrote prototype zijn van ‘de allochtoon’, wie goed
leest, merkt dat hij ook verdraaid veel weg heeft van de prototypische westerse
mens, zoals die door Badal omschreven wordt — met Columbus, de man die aan de oorsprong
lag van het westerse kolonialisme, als voorvader. Officieel waren de kolonisten
vol goede bedoelingen. Ze gingen op ‘beschavingsmissie’ om de ‘wilde’ inheemse
bevolking cultuur bij te brengen. Maar in werkelijkheid lieten ze zich
meeslepen door grootheidswaan, de drang naar geld en macht. Tot ze op een
bepaald moment geconfronteerd worden met hun eigen wangedrag, met de massale
dekolonisatie als gevolg. Om uiteindelijk in het postkoloniale tijdperk te
constateren dat hun beschavingsmissie gefaald heeft en de geschiedenis zich
dreigt te herhalen op eigen bodem.
Dit is in een notendop het beeld dat Badal in de roman
ophangt van de westerse mens, maar ook het proces dat de hoofdfiguur zelf
doorloopt in zijn leven. Hij ziet zichzelf als een wereldverbeteraar en
intellectueel. Zijn missie is de ‘domme mensen’ die hij ‘haat’, cultuur bij te brengen,
te ‘kastijden’. Hij probeert dit te doen door scherpe, polemische essays te
schrijven. Maar de grootheidswaan wordt ook hem te veel: hij verdient steeds
meer geld, wordt een mediafiguur en de drang naar erkenning bij de blanke
intellectuelen wordt steeds groter, net als zijn verslaving aan wijn. Toch komt
Badal geleidelijk tot inzicht:
‘Hoe meer hij in de showbizz wegzonk, hoe meer weerzin hij
kreeg tegen zichzelf en alles wat hij deed. […] Televisie is geen medium voor
wereldverbeteraars, vooral als degenen die hij wilde verbeteren, onbereikbaar
bleven.’
Hij
trekt zich terug in Zandvoort en blijft een hele tijd ‘sober’, maar komt
uiteindelijk tot de conclusie dat zijn missie mislukt is, en hij hervalt weer
in alcoholmisbruik.
Het bovenstaande kunnen we opnieuw op een dubbelzinnige manier
interpreteren. Wanneer je enkel op de uitspraken van de hoofdfiguur focust,
komt het boek over als een regelrechte provocatie. Maar omdat het personage
Badal voor de moderne universele mens staat, vinden we in Badal op
symbolisch niveau de beschrijving van een vrij misantropische condition humaine
waaraan ook de schrijver zelf niet ontsnapt. Om W.F. Hermans te citeren:
‘In feite veracht de
schrijver zichzelf om dezelfde reden waarom hij de massa veracht. Tussen
schrijver en massa bestaat een diepverborgen solidariteit. Een solidariteit
niet alleen op wederzijdse haat gebaseerd, maar ook op overeenkomstige
zelfhaat. De lezer haat in de schrijver zichzelf, de schrijver haat zichzelf in
zijn romanpersonages.’ (Het sadistische universum)
Met Badal heeft de
schrijver Ramdas dus zijn eigen mythe over de moderne multiculturele mens
gecreëerd, op een nogal groteske manier. Mijns inziens niet zozeer om een
universele waarheid te verkondigen, want mythes zijn meestal maar
verzinseltjes, maar om de lezer uit zijn tent te lokken. Zijn de werkelijkheid
en de maatschappij echt zo lelijk als ons hier wordt voorgehouden? Moeten we
dit verhaal zomaar geloven en de toestand aanvaarden onder het motto: ‘Als de
menselijke haat de menselijke natuur was, was er uiteindelijk niets aan te
doen. […] Geloofde hij nu echt dat zijn essay iets zou aanrichten, dat […]
iedereen zou reageren op zijn alarm […]? Wat een hoogmoed. Wat een schokkende,
absurde, doldwaze, en tragikomische grootheidswaan.’?
Met zijn roman laat Ramdas de
journalist even voor wat hij is en ontpopt hij zich als een geëngageerd
schrijver, zoals Hermans het ooit omschreven heeft: ‘De journalist formuleert
wat de massa denkt, de schrijver bestrijdt wat de massa denkt en brengt aan het
licht wat de massa niet durft te denken.’ (Het sadistische universum) De
goede schrijver brengt bijgevolg eerder antipathieke dan sympathieke personages
voort en ‘beschrijft niet de werkelijkheid, maar schept een persoonlijke
mythologie en hij doet dit, in tegenstelling tot de realist, doelbewust. Zijn
helden zijn geen ‘mensen van vlees en bloed’ maar personificaties. (idem)
Anil Ramdas:
Badal, De Bezige Bij, Amsterdam 2023, 411 p. ISBN 9789403123417.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan