Christine D’haen (1923-2009) zou
dit jaar honderd geworden zijn. Om dat te herdenken publiceert het
Poëziecentrum een prachtige bloemlezing uit haar werk. Het gaat echter om veel
meer dan een verjaardagsgeschenk, want het oeuvre van D’haen blijft
ontegensprekelijk een van de meest markante realisaties van de afgelopen eeuw.
In die zin is het niet meer dan een daad van rechtvaardigheid dat haar werk
beschikbaar blijft voor lezers. Bij gebrek aan een verzameld werk (die moed
heeft haar reguliere uitgever wellicht niet meer in deze commercieel moeilijke
tijden) is er gelukkig deze keuze.
Paul Claes en Piet Couttenier zijn niet alleen vrienden van
de dichteres geweest, ze zijn ook kenners én minnaars van haar gedichten. Op
hun keuze valt nauwelijks iets af te dingen. Ze presenteren de gedichten van
D’haen in chronologische volgorde, maar dat gebeurt zo onopvallend mogelijk
(zonder expliciete aanduiding van de datering in de bloemlezing zelf) om de
coherentie van haar oeuvre te beklemtonen. Die samenhang is inderdaad
opvallend. Vanaf de eerste gedichten heeft deze poëzie een geheel eigen, haast
barokke toon. D’haen kiest voor een overdaad aan adjectieven, voor ingewikkelde
zinsconstructies, voor lange opsommingen en bepalingen. Op die manier vestigt
zij de aandacht op de taal zelf, op de manier waarop poëzie de werkelijkheid
verandert en daardoor in feite een volstrekt eigen universum tot stand brengt.
Dat is op zich een modernistische gedachte, maar literaire recensenten hebben
zich lang blindgestaard op haar klassieke, gepolijste stijl en in D’haen enkel
een erfgenaam (of zelfs een epigoon) van die traditionele lyriek gezien.
Gaandeweg is de
dichteres die wereld-in-woorden gaan uitbreiden. Haar encyclopedische kennis
wordt steeds groter, en zij schept er genoegen in om haar huiselijke omgeving
in het gedicht ‘Domus’ te verbinden met een iglo of met het verblijf van de
profeet Jonas in de walvis. De bijbel, de mythologie, de wetenschap blijken een
onuitputtelijke bron van kennis maar ook van symbolen, beelden en woorden.
Zeker in haar latere poëzie neemt die intertekstuele dimensie almaar toe, en
dat verklaart mee waarom het oeuvre van D’haen in de bloeiperiode van het
postmodernisme een nieuwe hype kon worden. Het feit dat haar teksten dan veel
korter worden, fragmenten of glossen in de marge van het werk van anderen
(bijvoorbeeld via een aantal kanttekeningen bij Dantes Divina Commedia,
die D’haen als hét hoogtepunt van de Europese literatuur beschouwde). In haar
laatste gedichten klinken die echo’s van groten uit de literatuur (van Homerus
tot Joyce) nadrukkelijk door, in die mate zelfs dat de gedichten voor de meeste
lezers nauwelijks nog zonder commentaar begrijpelijk zijn.
Deze uitgave is echter vergezeld
van een aantal verklarende noten, en met Paul Claes kan men zich geen betere
gids voorstellen. Daarenboven is die eruditie ook in zekere zin misleidend,
aangezien de teksten best wel op zich kunnen staan, als brokstukken van taal
die zowel het verleden als het heden belichamen. De gedichten incarneren echo’s,
maar vormen ook een plaats waar op een orakelachtige manier wijsheden worden
verkondigd: raadselachtig en dubbelzinnig, maar onafgebroken ook inspirerend en
blijvend fascinerend.
De titel Het is niets klinkt erg bescheiden, maar
hij stamt uit een van D’haens overbekende gedichten, ‘Daimoon megas’. In feite
gaat het besef van de nietigheid van het leven bij haar over in een absoluut
geloof in de kunst, in die mate zelfs dat het leven daardoor minderwaardig
dreigt te worden. Wie deze gedichten leest, komt inderdaad onder de indruk van
de haast geringschattende wijze waarop het bestaan hier wordt beschreven. Dat
komt bijzonder duidelijk tot uiting in de postuum verschenen bundel Geboorte
(Poëziecentrum 2016) die veel anekdotischer dan doorgaans het leven van de
dichteres schetst: haar eigen moeizame geboorte en haar eerste kennismaking met
het woord en het boek, haar huwelijk en de geboorte van haar eigen kinderen,
maar uiteindelijk de geboorte van de literatuur die als een ultieme bevrijding
wordt voorgesteld.
Het is niets is in alle opzichten een belangwekkende uitgave, een
van de hoogtepunten van wat dit jaar aan poëzie verscheen.
Christine D’haen: Het is niets. Een bloemlezing. Keuze en
aantekeningen door Paul Claes en Piet Couttenier, Poëziecentrum, Gent 2023, 127
p. ISBN 9789056552619
deze pagina printen of opslaan