De uitgever stelt deze uitgave voor als het ‘literaire
testament’ van Lucienne Stassaert (geb. 1936). Gezien de leeftijd van de
dichteres zou dat inderdaad het geval kunnen zijn, maar de jongste jaren heeft
ze een grote werkijver en een grote creativiteit laten zien, die heeft
geresulteerd in belangrijk literair en plastisch werk. De lezer kan enkel hopen
dat deze bundel niet het sluitstuk van dat boeiende oeuvre blijkt te zijn.
Hoe dan ook is
de toon wel die van de ouderdom. In vrijwel elk gedicht bezint de dichteres
zich op haar eigen bestaan, en de precaire toekomst speelt daarbij een
doorslaggevende rol. Toch is dit allerminst een moedeloze poëzie. Op sommige
momenten is er sprake van een ware doodsangst maar op andere momenten gaat het
om een soort van actief doodsverlangen. Hoe dan ook wordt de dood verbeeld op
tal van manieren, maar bijna altijd gaat het om een soort van subtiele (zij het
radicale) overgang.
Stassaert is altijd al een dichteres van beelden geweest, maar in haar
jongste bundels krijgen enkele typische beelden het statuut van diepgaande
symbolen. Zo wordt sterven hier vaak verbonden met een soort van absolute
stilte, het wegvallen van prikkels, maar eveneens met hemelse muziek; de
opleiding van Stassaert als klassieke pianiste klinkt hier onmiskenbaar door.
Muziek is tegelijk een soort van alternatieve taal, die verwoordt wat de
gangbare taal niet langer aankan. In dat opzicht gaat het om een grenssituatie,
vergelijkbaar met de wijze waarop in andere verzen de overgang van dag naar
nacht of de wending der seizoenen wordt opgeroepen om het overlijden poëtisch
te vatten. Het gaat daarbij om een toestand die weliswaar ingrijpend is, maar
die tegelijk in het leven van de ouderdom al grotendeels wordt voorbereid. Ook
de ervaring van het heden is hier gereduceerd tot een steeds kleiner wordende
wereld (al klinkt die buitenwereld door in kritische opmerkingen: de dichteres
is haar vuur niet kwijt) maar evenzeer tot de essentie daarvan. Sommige
gedichten krijgen daardoor ook wel iets abstracts en naderen de evocatie van
mystieke ervaringen of filosofische bezinningen.
Het is echter boeiend om zien
hoe de dichteres Stassaert ook blijft zweren bij het moment. Een aantal
gedichten weerspiegelt haar geloof in de vriendschap, en uiteraard krijgt ook
de kat daarin een vooraanstaande rol. Ook het verleden blijft onophoudelijk mee
dat heden bepalen. Eens te meer roepen gedichten de reeds lang overleden ouders
op, en de traumatische ervaring van het huwelijk resulteert opnieuw in enkele
schrijnende verzen. Wel is het zo dat de ‘jonkvrouw met de spade’ (een titel
die verwijst naar het debuut van de schrijfster) op een minder traumatische
manier graaft in haar verleden en haar identiteit: ze schraapt nog steeds lagen
af, op zoek naar een verdwenen (en deels mythische) oorsprong, maar de grote
angst en de extreme schuldgevoelens van het vroege werk hebben toch grotendeels
plaatsgemaakt voor een gelouterd besef. De kwetsbaarheid van de mens is
gebleven, maar in de ouderdom wordt die ook wel gekoesterd als een kostbaar
bezit. In dat perspectief zijn deze verzen soms genadeloos maar evenzeer
troostend en herkenbaar.
Lucienne Stassaert: De overkant van de tijd, op de valreep,
P, Leuven 2023, 90 p. ISBN 9789464757309
deze pagina printen of opslaan