Als je een nieuw werk van Alejandro Zambra op je bord
krijgt, weet je op voorhand dat er op literair vlak wel wat zit aan te komen. Maar
eveneens, dat je de pit van zijn creaties niet zonder moeite ontbolsterd zal krijgen.
Zambra is immers niet zomaar een doordeweekse schrijver van vlot verteerbare
leesstof. Hij is een lichtjes getormenteerde poëtische piekeraar, die zijn
literaire worpen zo zoekt te kneden dat ze de uitdagingen van het leven zoals
hij die in zijn omgeving ervaart, helder blootleggen en omzichtig rijp pogen te
maken voor kentering. Terughoudendheid en aarzeling vergezellen hem daarbij.
Het vele gebruik in zijn werk van het woordje ‘misschien’ straalt dat vleugje
existentiële onzekerheid uit, of althans: het dompelt al wat voor definitief zou
kunnen doorgaan onder in een bad van twijfels. Het ligt dan ook in het
verlengde daarvan dat de brandnieuwe ervaring die Zambra beleeft -- vader te zijn
geworden van een zoontje genaamd Silvestre -- de aanzet levert voor een op het
eerste gezicht warrige gedachtenbundeling rond de relatie vader-zoon, een soort
proefwerk zeg maar omtrent opkomend kinderleven en de wankele evenwichtstoestanden
van de vader daartegenover.
Vadertaal is een boek geworden dat ‘taal’ geeft aan
het (al klungelend) doormaken van ouderschap, maar is verder een moeilijk te
classificeren literair brouwsel; een bundel filosofisch getinte verhalen komt
nog meest in de buurt. Zambra zelf benoemt het meermaals als zijn ‘essay’. Maar
in de pen van een begenadigd schrijver zoals hij wordt zulk essay hoe dan ook een
doorleefd gebeuren. Zo gisten de eerste voorleeservaringen met zijn zoontje in Zambra’s
hoofd tot een reflectie over boeken en literatuur en lezen, een amalgaam dat op
papier dan wordt vastgelegd in de vertelling ‘Frans voor beginners’. In ‘Schermtijd’
is TV-kijken het uitgangspunt, in ‘Jennifer Zambra’ de naamkeuze voor de baby. ‘De
kindertijd van de kindertijd’ vertrekt dan weer van een gedachtespel over de
rol van herinneringen in het leven van kinderen én volwassenen. In
gecondenseerde vorm komen deze reflecties aan bod in het aanvangsstuk
‘Vadertaal over kinderliteratuur’: dat zijn korte dag-na-dag overwegingen,
soms niet méér dan aforismen, die tijdens het eerste levensjaar van Silvestre
sporadisch bij de auteur opkwamen.
Is bij deze en de overige verhalen uit het eerste deel de
focus nog gericht op het vaderschap als verfrissende maar o zo moeilijke ervaring,
dan wordt in het tweede deel de richting daarvan omgekeerd: daar primeert het
‘zoonschap’, of hoe een zoon zijn vader beleeft; hoe hij de afstand die tussen beiden
blijft bestaan, wil overbruggen en hoe ontiegelijk veel moeite hem dat kost. Zoals
in ‘Blauwogige straatrovers’ waarin de herinnering aan een straatoverval
op zijn vader de zoon doet pluizen in de ware aard van hun onderlinge relatie.
Of zoals die zoon in ‘Wolkenkrabbers’, die pijnlijk beseft dat hij zijn
leven lang had geleefd met iemand die hij niet kende en die hij nooit zou
kennen. De minst sombere manier om dat onbehagen te verwoorden vinden we in ‘Verlate
vliegvislessen’, waar tijdens een hengelsessie een zoon opgevoerd wordt
als ‘een halve poëet die ongevoelig is gebleven voor de schoonheid van het
vissen’, maar die naar het einde toe toch ruimte laat voor het vissenverhaal. Geen
van deze verhalen is verzonnen, Zambra put gewoon uit eigen jeugdervaring.
‘De mensen met
wie we leven en van wie we houden en die we zouden moeten kennen, zijn precies
degenen die ons ontglippen’. Met dit citaat van de schrijver Norman Maclean vat
Zambra in één zin samen wat hij in deze hele rits verhalen aan de lezer wil
overbrengen. Niet via netjes afgeronde gehelen -- want een verhaal is voor hem
nooit af, het is slechts een tussenfase, een episode onderweg -- maar als
handreiking, geschreven om ‘de mysteries van het geluk te ontdekken’, zoals hij
op de laatste bladzijde van het boek erkent. Want dat is het wat hij in het
afsluitend ‘Bericht aan mijn zoon’ wil meegeven aan zijn eigen Silvestre, ‘die
persoon in de toekomst die jij nu bent’. Het is een vademecum, schrijft hij
daarin, dat je nu of later kan lezen, maar ‘het is ook prima als je het niet
leest’. Of zoals we Zambra hebben leren kennen: de toekomstige afloop overlatend
aan de toekomst.
In Chili wordt Alejandro Zambra de ‘interessantste’ schrijver van zijn
generatie genoemd. Niet de beste, niet de grootste, maar de interessantste. Dat
is volkomen terecht, gegeven de onnavolgbare manier waarop hij, niet zonder een
snuifje existentiële weemoed, de menselijke relaties een onderhuidse lading
weet mee te geven die de binnenkant raakt van de dingen. Veel zaken in het
leven blijven onuitgesproken, voorlopig, onaf, net zoals zijn verhalen, net zoals
onze wereld. Hoeft dat wel iemand te verwonderen?
Alejandro Zambra: Vadertaal,
Meridiaan, Amsterdam 2024, 240 p. Vertaling van Literatura infantil door
Brigitte Coopmans. ISBN 9789493305298. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan