Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, MEI 2024

Sanne Huysmans: Iemand moest het doen

door Henk Van Viegen

Leunde Huysmans’ debuut Rafelen leunde hier en daar tegen een essay aan, maar dit nieuwe boek is verhalend. Wel zou je het resultaat van alle verhalen over een gewone straat in een gewoon dorp een soort historisch-sociologisch portret kunnen noemen. Hoe was het vroeger tot aan hoe is het nu, en wat gebeurde er tussen en met de bewoners. Gestart op het platteland, en allengs ingenomen door uitbreidingen die ook elektriciteit, water, asfalt en internet met zich meebrachten. Tot alle echte boerenweides en originele bewoners weg zijn.  

Huysmans volgt met de beschrijving van een dorpse straat, de Kapelstraat (uiteraard met een Maria-veldkapelletje) een aantal originele en nieuwe vaste bewoners. En mensen, aangeduid met X, die er even verblijven, bij voorbeeld om werk uit te voeren of een speurtocht uit te zetten. Ze doet dat in vijf strak georganiseerde delen. Het eerste stuk van elk deel, behalve in het laatste, gaat over Maria. Dan volgen een gemeentelijke akte, korte verhalen vanuit verschillende bewoners (met boven hun stukje het huisnummer) en een X. In elk deel is ook steeds een verhaal geschreven vanuit een boom, een notelaar. Die is de filosoof van het gezelschap. Ten slotte is er weer een langer verhaal, nu over Pol, gepensioneerd vuilnisman. Hij is de nieuwe bewoner van het oude woonhuis van Maria.  
 
De vijf delen hebben heldere titels van één woord, die in de verhalen gemakkelijk terug te vinden zijn en een bepaald aspect van de hoofd- en bijpersonages in een groot deel van hun leven belichten. In deel drie is dat bij voorbeeld ‘Dienst’. Het begint bij het vele dagelijkse huishoudelijke werk van Maria als ze nog jong is, en eindigt met andere dienstmeiden: die voor haar zorgen in het (bejaarden)tehuis. Maar het gaat ook over militaire dienst, over de kerk/begrafenisdienst of een vriendinnendienst.  
 
Het meest schrijnend is het deel ‘Verwachting’. Maria is, zoals vaker beschreven in streekverhalen, in verwachting geraakt van een jongen uit de stad (die vervolgens nooit meer opduikt) en trouwt dan maar met een ander. Ook van haar verwachtingen haar milieu te ontvluchten en zangeres te worden, komt helemaal niets uit. Het levert wel mooie zinnetjes op over wat muziek is: ‘een verheven manier om verlies te uiten, wist ze’. Ze kende en gebruikte dat zinnetje al, maar zonder het te doorgronden, namelijk voordat ze verlies had meegemaakt.
 
Pol hoopt dat het nog eens wat zou kunnen worden met dorpsgenoot Lut, maar die heeft het als veel hoger opgeleide een beetje moeilijk met maar een vuilnisman, hoe lief en vriendelijk die ook is.
 
Gaandeweg krijgt de lezer een wat onbestemd gevoel over de vrijgezelle mannen in een deel van de Kapelstraat. Speciaal die op de nummers 36 (Bert, een erg nare man), 38b (Peter, een wat eenzelvige, zachte, bescheiden man) en 38a (Pol). De mogelijkheid sluipt in het verhaal dat het wel eens mis zou kunnen gaan, tot die noodlotsgedachte in het vierde deel ook uitgesproken wordt, door de eveneens allene bewoner van nummer 17: ‘Lag er misschien een vloek op de mannen in de Kapelstraat?’ En zo ontstaat er ook nog een soort plotspanning.
 
Ah, die vijfdeling, we hadden het kunnen weten. De catastrofe zal onherroepelijk plaats vinden, het eerst opgemerkt door de notelaar.
 
De hoofdtitel komt aan de orde in alle delen, het sterkst bij Pol die langzaamaan hoofdpersoon wordt, in het laatste deel ‘heeft’ hij het eerste en laatste verhaal. Hij kijkt terug op een leven van dienstbaarheid, altijd vuilnisman gebleven, in volle overtuiging: ‘Iemand moest het doen, en ik heb het gedaan’. Die zin kan trouwens ook erg goed slaan op zijn daad in het slotdeel.
 
De jaren zijn verstreken. Heb je geleefd in deze straat, dan is de kans dat je in veel hoofden herinnerd zal blijven niet heel erg groot. Maar de lezer zal deze Pol niet licht vergeten. Met zijn fantastische overgave aan planten en bloemen, een vriendelijke man die in alle dieren die hij ontmoet zijn moeder ziet, zodat hij verder met haar kan praten. En ook Maria niet, in haar vertederende, maar regelmatig irritatie oproepende streven naar meer.
 
Wellicht zit ’m daar de lezerstroost, de catharsis van deze klassieke tragedie. En ook in de grote verwachtingen die Pol heeft van het regelmatig bij hem binnenlopende buurtmeisje Imke. Aanvankelijk met het excuus: heb je Polly [de poes] gezien? Er is zelfs de mogelijkheid dat zijn verhaal, met dat van de anderen, tóch opgetekend wordt en dus bewaard. Een journaliste strijkt neer in het dorp na de fatale gebeurtenissen en maakt een afspraak met een van de bewoners. We herkennen de man van nummer 17. Sanne Huysmans knipoogt naar de lezer, die het boek met deze verhalen en gebeurtenissen bijna uit heeft.
 
Een fijn geschreven, zorgvuldig opgebouwde roman, die je langzaam verovert. Hier en daar blijf je even hangen in een fraai mini-vertoogje dat nergens stoort. Bij voorbeeld over het belang van verbeelding bij contact of over de wankele levenswil van (volgroeide) mensen, onmogelijk in de natuur, alleen de ezels komen enigszins in de buurt. In de woorden van de notelaar: ‘een uitzondering in het dierenrijk door voortdurend tamelijk depressief te wezen’.
 
Het fraaie voorplat, een tekening van Ante Timmermans, toont de mensezels van de aarde, vast aan hun rad, hun eeuwige dienst. Maar de ezel die de eigenaar van nummer 63 meekocht bij het perceel, krijgt een lieflijke dood: met de kop in diens schoot. ‘De laatste van de originele bewoners van de Kapelstraat moest het zijn.’  
 
Sanne Huysmans: Iemand moest het doen, Koppernik, Amsterdam 2024, 224 p. ISBN 9789083381923. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri