Tegelijkertijd
met de film Youth verscheen in Italië
de roman La giovinezza, het script
van de film dat leest als een roman. Je kunt je dus afvragen waarom regisseur
en schrijver Paolo Sorrentino, die met La
grande bellezza (2013) de Oscar won voor de beste buitenlandse film, ervoor
gekozen heeft zijn werk via verschillende media te verspreiden. Een mogelijk
antwoord zou Sorrentino’s eigen verklaring kunnen zijn voor het feit dat de
film Youth geen prijzen in de wacht
sleepte in Cannes: het is een kleine film die in de eerste plaats gaat over gevoelens.
Dat klinkt als een roman.
We bevinden ons in
een luxe hotel in de Zwitserse Alpen waar twee vrienden van rond de tachtig,
Fred en Mick, verblijven in het gezelschap van uitzonderlijke hotelgasten – onder
hen een wereldberoemde Zuid-Amerikaanse voetballer, Miss Universe en de knappe
Hollywoodster Jimmy Tree. Fred Ballinger is een componist wiens faam verbonden
is met de Canzoni piacevoli, een werk
dat hij om sentimentele redenen zelf liever zou vergeten. Bestaansrecht
ontleent de eenvoudige melodie, die het publiek tot tranen roert, aan Freds
grote voorbeeld, Strawinski, die het modernisme de rug toekeerde en zijn
simpele muziek verdedigde uit liefde voor het verleden. Mick Boyle is een
regisseur die samen met een groep jeugdige scenarioschrijvers de laatste hand
legt aan zijn ‘sentimentele, intellectuele en morele testament’, L’ultimo
giorno della vita. In de
filmversie worden deze heren gespeeld door de coryfeeën Michael Caine (Mick) en
Harvey Keitel (Fred).
In de gesprekken die ze voeren
in en rondom het hotel – roman en film respecteren grotendeels de eenheid van
tijd, plaats en handeling – draait het voornamelijk om jeugd, ouderdom en de
dood. En wanneer het hoogdravend wordt, fluiten de vrienden elkaar onmiddellijk
terug, ze zoeken geen toevlucht in grote metaforen. Ze wisselen informatie uit
over plassen en prostaat, over hun tegelijk volmaakte en mislukte ouderschap:
Micks zoon Julian en Freds dochter Lena zijn beiden mooi en getalenteerd, maar
Julian laat Lena zitten om de banale reden die ook henzelf in de armen van vele
vrouwen dreef: seks. Fred laat zijn ingewanden schoonspoelen maar zijn
moedervlekken laat hij niet verwijderen: ze herinneren hem aan iets fundamenteels,
namelijk dat zijn leven ‘vol vlekken zit’
Soelaas vinden de ze twee oude rotten in hun metier, Fred
als componist in het toevallige samenspel van koebellen, cicaden en een vogel,
en Mick als filmmaker in de plotselinge verschijning van een paard:
‘Fred heeft zijn ogen nog steeds dicht en glimlacht in
zichzelf. Voor het eerst zien we een gelukkig mens voor ons. Door de
beschikbare geluiden te selecteren, doet hij in gedachten iets wonderbaarlijks.
Hij componeert. [...] Dan doet Mick het enige wat hij kan: hij houdt zijn
handen tegen elkaar zoals regisseurs dat doen, om er een soort filmkader mee te
simuleren. Hij knijpt een oog dicht en volgt door het vierkant van zijn vingers
het panorama van het schitterende paard dat daar draaft.’
De poëzie van het scheppen wordt hier gepresenteerd als het
resultaat van een professionele houding en biedt geen uitweg naar iets hogers
maar eerder naar iets gecompliceerds en tegelijkertijd heel eenvoudigs: het
draaglijk maken van de vergankelijkheid. Treffend is wanneer Mick zich het
gelukkigste moment van zijn jeugd meent te herinneren, de dag waarop hij leerde
fietsen. Fred vult hem onmiddellijk aan: daarop volgde het moment
van zijn eerste val veroorzaakt door hoogmoed. Op hetzelfde ogenblik verschijnt
een elfjarige jongen die met een ‘verbluffende achteloosheid’ op één wiel
rijdt. Verrukt verklaart Mick dat hij en Fred nooit zullen sterven. Later zal
Fred van Micks arts te weten komen dat het leren fietsen verband hield met
diens platonische jeugdliefde, Gilda Black. Er bestaat een pijnlijk contrast
tussen scheppen dat toekomstgericht is en louterende emoties kan wekken bij de
beschouwer, en op het verleden geprojecteerde verlangens die de ‘vlekken’ of
het besef zijn van een voortgaand proces van verlies en imperfectie. Jimmy
Tree, de jonge acteur die in het hotel verblijft om een rol in te studeren en
alles om hem heen gadeslaat, weet deze paradox mooi te verwoorden met een
citaat van Novalis: ‘Ik ben altijd op weg naar huis, altijd naar het huis van
mijn vader’.
Jimmy voert met Fred een conversatie
over lichtvoetigheid, die enerzijds iemands populariteit eens en voor altijd
vast kan leggen en anderzijds de afwijking biedt om te ontsnappen aan de zwaartekracht
van het verleden. Zo weet een meisje van dertien eindelijk de Californische
acteur te verlossen van zijn Mister Q-imago, de metalen robot die hij ooit
speelde, door hem te herinneren aan zijn rol van jonge vader die tegen zijn
zoon verklaart dat hij geen vader voor hem geweest is omdat hij dacht daar niet
geschikt voor te zijn: ‘Op dat moment begreep ik iets heel belangrijks. [...] Dat
niemand, op de hele wereld, vindt dat hij ergens geschikt voor is. Dus dat we ons
geen zorgen hoeven te maken. Ciao’
Het
draait allemaal om gevoelens, beweert Mick tegen Fred: ‘Jij zei dat emoties worden
overschat, maar dat is flauwekul. Onze emoties zijn alles wat we hebben’. Een
tegelijkertijd fatale als reddende conclusie. Fataal voor Mick, die sterft als een
‘figurant’ en zonder testament, en reddend voor Fred, die een nieuw leven schenkt
aan zijn Canzoni piacevoli. Een
uitweg die hem geboden wordt door de combinatie van een uitspraak van Mick – trouw
blijf je aan het verleden met de moed om er soms ontrouw aan te zijn – en
wederom een onverwachte gebeurtenis: een van koers geraakte parachutist die
pardoes tussen de koeien landt. De bijtende combinatie van weemoed,
lichtvoetigheid en ironie weet Sorrentino in zijn films te treffen met
clowneske mimiek, visionaire fotografie en in scène gezette muziek. In de roman
vinden we deze mix terug in de vorm van een script dat de bouwstenen biedt
waarmee de lezer zijn eigen film of compositie kan samenstellen. Uiteindelijk
staan de schepper en diens nutteloze tragiek in dienst van de beschouwer.
Amsterdam : De Bezige Bij, 2015, 205 p. Oorspr. titel La
giovinezza. Vert. Els van der Pluijm. ISBN 9789023497660
deze pagina printen of opslaan