‘De Nazi’s hadden verloren, maar het was te laat, veel te laat om blij
te zijn. Het lijden was te hevig geweest… En waar was jij? Ik dacht
alleen aan jou.’
Vijftien
jaar was ze, Marceline Rosenberg, toen ze samen met haar vader, begin 1944,
werd opgepakt om, via het verzamelkamp Drancy, naar het oosten te vertrekken. ‘We
gaan naar Pitchipoi’, klonk het daar (Jiddisch
voor het onbekende) in antwoord op de vragen van bange kinderen. Het zouden de
vernietigingskampen zijn : hij, Sjlomo, naar Auschwitz, zij, Marceline,
een drietal kolometer verderop naar Birkenau. Net voor ze werden gescheiden had
de vader aan zijn dochter nog gezegd: ‘Jij zult misschien terugkeren omdat je jong bent, ik zal niet
terugkomen’. En op het slordige
briefje dat hij liet oversmokkelen - hun allerlaatste contact - stond als
aanhef ‘Lieve kleine meid’ met onderaan
‘Sjlomo’. De rest is ze vergeten. In de
verschrikkelijke omstandigheden waarin ze moest trachten te overleven was er
immers geen tijd voor herinnering - alles stond ‘in het teken van de dood’.
Ze
zal ook later met geen mogelijkheid meer kunnen achterhalen wat er verder in
het briefje stond. Maar vaders beeld had zich intussen zodanig in haar wezen
vastgezet dat
het haar hele verdere leven zou bepalen, om nu, bijna
zeventig jaar later, voor het eerst weer op te duiken in het relaas van de
gebeurtenissen die ze voor het eerst (met de hulp van journaliste en
schrijfster Judith Perrignon) op schrift zou stellen.
De dwangarbeid in het kamp
waar de crematoria dag en nacht werkten, de dodenmars naar Bergen-Belsen, het
transport naar Raghun en de bevrijding op 10 mei 1945 door de Russen uit
Theresienstadt. De terugkeer naar Frankrijk, waar het antisemitisme nog volop
heerst, de moeder die haar niet staat op te wachten en waarmee ze nooit een
band zou krijgen, twee zelfmoordpogingen, de zelfdoding van een zus en van haar
jongste broertje Michel, die de lieveling was van vader. Eén grote ellende,
waaraan ze zich langzamerhand zou onttrekken door haar werk bij de televisie
als documentairemaakster en door haar twee huwelijken (zonder kinderen),
waarvan vooral het tweede, dat met de dertig jaar oudere Nederlandse cineast
Joris Ivens (‘je bent getrouwd met je vader!’) een zegen is geweest voor haar zwaar aangetast
gemoed.
En je kwam niet terug is een aangrijpende getuigenis die, naast het zoveelste
relaas van de verschrikkingen die mensen elkaar kunnen en willen aandoen, ook
nogal wat kleine kantjes van de Franse samenleving blootleggen. Zoals wanneer
Bollène (de plaats waar de familie woonde) het besluit neem ook de naam van de
vader op het monument van de gesneuvelden te vermelden en Marceline heel wat moeite
heeft om er de vermelding Auschwitz te laten aan toevoegen. Haar vader was
immers niet voor Frankrijk gestorven maar door Frankrijk de dood ingejaagd.
Amsterdam : De Bezige Bij
2016, 111 p. Vert. van: Et tu n'es pas
revenu door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre. ISBN 9789023496151
deze pagina printen of opslaan