Rodaan Al Galidi is ongetwijfeld één van de beste auteurs die
tegenwoordig in het Nederlands schrijven. Nochtans is hij geboren in Irak en
kwam hij pas in 1998 naar Nederland. Ondanks zijn verschillende literaire
successen, met meerdere bekroning achter zijn naam, zakte hij in 2011 toch nog
voor zijn inburgeringstoets; wat vermoedelijk meer zegt over de onzin (of
waanzin) van de toets dan over de auteur. In elk geval is dat fait divers
treffend in het licht van Al Galidi’s nieuwste roman.
In Hoe ik talent voor het leven kreeg vertelt hij de lange calvarie
van Semmier Kariem, een vluchteling uit Irak, doorheen zijn bestaan in een
Nederlands asielzoekerscentrum. Daarbij heeft de auteur een dun laagje fictie
over zijn eigen ervaringen (en de ervaringen van mensen uit zijn omgeving)
gelegd: hoewel dit geen autobiografie is, benadrukt de auteur dat het verhaal
wel waarachtig is en dat alles dat erin gebeurt ook effectief iemand is
overkomen. Daarmee heeft Al Galidi dan geen roman à clef geschreven, maar wel
een indrukwekkend stuk factie, autofictie, of hoe je het verder ook wilt
noemen.
Maar
ongeacht wat je het noemt, dit is superieure literatuur. In 82 korte
hoofdstukjes schetst Al Galidi een indringend, ontluisterend en schokkend
portret van de Nederlandse samenleving. Het begint al op Schiphol, waar Semmier
in een klein kamertje wordt opgesloten en in de rug geschopt, om vervolgens van
een ambtenaar te horen dat zoiets niet kan omdat er geen dergelijke kamertjes
bestaan op Schiphol. Daarmee is de toon gezet. Zonder drammerigheid, maar
integendeel in een vlotte en vaak nuchtere taal vertelt Al Galidi over de
wantoestanden, vernederingen, achterbaksheid en gluiperigheid van de
Nederlander in relatie tot de asielzoeker. Daarbij weigert Semmier vaak om te
(ver)oordelen omdat het in Nederland uiteindelijk nog zoveel beter is dan
elders. Inderdaad, de asielzoekers krijgen een nette kamer, kunnen sporten,
hebben een bibliotheek, enzovoort, maar dat neemt niet weg dat ambtenaren hen
soms jarenlang in het ongewisse laten over hun verblijf, in een plaats met
minimale privacy en waar velen uiteindelijk depressief worden of zelfs
zelfmoord overwegen. Het is net de welwillendheid van Semmier die de
beschrijvingen van het leven in het asielzoekerscentrum een scherpe rand van
ironie geven. Hij vergoelijkt vaak wat in wezen onvergeeflijk is.
Stilistisch is het
boek een meesterstuk. Weinigen hanteren vandaag de Nederlandse taal met de
trefzekerheid, de elegantie, de zuivere helderheid, en de verfijnde ironie die
deze voor zijn inburgering gezakte auteur aan de dag legt. Al Galidi mikt niet
op schoonschrijverij maar schrijft een bedrieglijk eenvoudig Nederlands dat
echter vol zit met uiterst scherpzinnige observaties. Zijn gebruik van ironie,
vaak bijna onmerkbaar subtiel, is meesterlijk en stuurt de lezer trefzeker in
de richting die auteur wil. Die ironie zit soms in de toon van een zin, maar
soms ook in de beslissing van de auteur om een observatie doorheen het
standpunt van een personage weer te geven, waardoor de werkelijkheid clasht met
perceptie ervan door iemand uit een andere cultuur. Hierdoor krijg je ook
duidelijk het gevoel dat Semmier, die de vertelstem is van het boek,
terugblikkend schrijft en hier en daar zijn eigen venijn loslaat op zijn
herinneringen. Deze asielzoeker is door scha en schande slim geworden en
gebruikt die wijsheid nu om het Nederlandse migrantenbeleid met ontzettend veel
welwillende empathie radicaal in zijn hemd te zetten. Het resultaat is een
levendige en meeslepende roman die echter (althans voor deze lezer) traag leest
omdat je zowat na ieder hoofdstuk het boek even gedegouteerd opzij legt. Want
Nederland komt er toch wel zeer bekaaid vanaf. De manier waarop met mensen
wordt omgesprongen getuigt van een kille, efficiënte, uiterlijk vriendelijke
harteloosheid die het bloed doet koken. Wat een bekrompen en hardvochtig
volkje! Uiteraard hoeven wij in België niet al te hard te roepen: de situatie
is hier amper beter, en bovendien hebben wij een staatssecretaris voor migratie
die graag de verjaardagsfeestjes van nazi-sympathisanten afschuimt. Maar dat is
dan ook de sociale en politieke achtergrond waartegen men deze roman moet
lezen. De recente ontwikkelingen omtrent de migrantencrisis tonen aan dat de
situatie er alleen maar op achteruit is gegaan.
Hoe ik talent voor het leven kreeg is een belangrijk, meeslepend,
opruiend, maar vooral ook meesterlijk boek. Zoals alle goede literatuur geeft
het literair genot terwijl het ons tegelijkertijd dwingt om onszelf in vraag te
stellen. Dit is nu al hèt boek van dit en de omliggende jaren.
Jurgen Maas, 2016,
472p. ISBN 9789491921209
deze pagina printen of opslaan