Herlinda Vekemans is een dichteres die bijzonder gefascineerd is door
de klassieke muziek. Dat bleek al uit haar bundel Buiging, die integraal gebaseerd was op leven en werk van de
Russische componist Dimitri Sjostakovitsj. Voor haar jongste bundel zocht zij
inspiratie in de biografie en het oeuvre van de Franse componist Olivier
Messiaen, die vooral bekend is om zijn vrij modernistische orgelmuziek. Het lange
leven van de componist vormt meer dan stof genoeg voor een roman: als overtuigd
katholiek schreef hij veel gelegenheidsmuziek, hij werd tijdens de Tweede
Wereldoorlog weggevoerd naar een gevangenkamp, hij was een ongelooflijk
verzamelaar van vogelgeluiden…
Vekemans gebruikt deels die biografie als achtergrond om
haar bundel te structureren (achteraan is trouwens een lijst opgenomen met de
belangrijkste gebeurtenissen uit Messiaens leven). Tegelijk echter is dit
nergens anekdotische poëzie. Integendeel, Vekemans wil haar bundel smeden tot
een bijzonder intrigerend netwerk van terugkerende motieven en structuren.
Messiaen, en vooral diens muzikale composities, fungeren daarbij als een soort
van algemeen achterliggend netwerk. Elke afdeling begint bijvoorbeeld met een
gedicht dat ‘Kleine studie van onvaste verbindingen’ heet. Die specifieke
verbinding varieert dan weer, van licht en mist, over verlies, vlakken tot
stilte. Het zijn verzen die duidelijk maken hoe de dichteres het anekdotische en
de waarneming slechts aanwendt als een vertrekpunt om diepere verbanden te
zoeken. Die neiging tot abstractie en beschouwing is een van de belangrijkste
ankerpunten van haar dichterschap.
Diezelfde dynamiek wordt ook onderstreept bij de componist.
Dat begint al met het openingsvers waar Messiaens fascinatie voor vogels en
vogelgeluiden wordt verbonden met het doopsel van Jezus: de duif wordt het
symbool voor de geest die als het ware de mens bekeert:
‘hij ontwaakt in onschuld
een doop van klank en hoop’
Die tendens tot vergeestelijking
resulteert hier echter nauwelijks in al te filosofische gedichten of in een
soort van waas. Vekemans weet goed het evenwicht te bewaren tussen de abstracte
formuleringen en de concrete details. Ze blijft immers sterk gebonden aan de
waarneming, wat ook resulteert in enkele fraaie gedichten over de haar
omringende natuur (doorgaans aan het eind van iedere afdeling). Daarbij schuwt
ze ook het apocalyptische niet; Messiaens aangrijpende zang voor de
gedeporteerden tijdens de Tweede Wereldoorlog inspireert de dichteres tot een
vers waarin de hel wordt opgeroepen als een gelijktijdigheid, een soort van
bombardement van indrukken dat de mens dreigt te overspoelen. In zo een wereld
is het moeilijk om de broodnodige sereniteit te veroveren.
Net dat is de inzet van deze
boeiende bundel. In de drukke dynamiek van de stad zoekt de dichteres
bijvoorbeeld de stilte en de stilstand, terwijl omgekeerd het ijslandschap in
Spitsbergen een gloed van innerlijk leven lijkt uit te stralen. De keuze voor
uitgerekend Messiaen sluit daarbij perfect aan, maar deze bundel is ook
bijzonder goed genietbaar voor wie niet onmiddellijk met deze muziek is
vertrouwd. De bundel is typografisch trouwens mooi uitgegeven met suggestieve
foto’s van orgels en kerken. De religieuze sfeer wordt op die manier
onderstreept, niet als een dogmatische gedragsregel maar als een vorm van
intense onthechting.
Gent : Poëziecentrum 2015, 61
p. : ill. ISBN 9789056552862
deze pagina printen of opslaan