Goethe
gefileerd
Behalve schrijver, essayist,
film- en documentairemaker was Georges Perec (1936-1982) een meester in
literaire experimenten. Zo schreef hij onder meer een palindroom van maar
liefst vijfduizend letters en een hele roman waarin de letter e niet één keer
werd gebruikt (La disparition; ’t Manco). Samen met Raymond Queneau en Italo Calvino maakte Perec
deel uit van de Oulipo-groep. Deze groep schrijvers en wiskundigen wijdde zich
aan allerlei uitzonderlijke literaire experimenten met als doel een geheel
nieuwe esthetica te scheppen ter aanscherping van inspiratie en vakmanschap bij
schrijvers. De onderliggende gedachte was dat alleen door de taal strenge
beperkingen op te leggen, de verbeelding een vrije vlucht kan nemen en
literaire grenzen kunnen worden verlegd. Aldus zouden een nieuwe manier van
schrijven en een meer aandachtige, meer betrokken manier van lezen ontstaan.
Zo'n literair
experiment was Die Maschine (oorspronkelijk in het Duits, jawel), het
resultaat van een samenwerking tussen Georges Perec en Eugen Helmlé, dat zopas
schitterend en vakkundig vertaald en bewerkt werd door Jan H. Mysjkin. De
machine is opgevat als een hoorspel ('een spel voor de oren') en werd in
1968 voor het eerst uitgezonden door de Saarländische Rundfunk. Het had
dermate veel succes dat het ook vandaag nog regelmatig opnieuw geprogrammeerd
wordt.
Uitgangspunt
van De machine is het eenvoudige, achtregelige Wandrers Nachtlied,
een van Goethes bekendste gedichten. In De machine legt Perec het
gedicht (uit 1780) ter analyse voor aan een computer, bestaande uit drie
processors, aangestuurd door een controle-eenheid. Alle noodzakelijke data voor
een grondige analyse zijn in de processors geprogrammeerd. De computer zal
achtereenvolgens vier protocollen moeten volgen om tot een eindresultaat te
komen. De controle-eenheid geeft bevelen, de processors voeren uit. Het
hoorspel is de integrale weergave van het werkproces van de machine, als het
ware een gesprek tussen de processors en de controle-eenheid.
Net als de sprekende
supercomputer HAL in Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey, ontwikkelt
Perecs machine gaandeweg een zelfbewustzijn. Dankzij de overvloedig beschikbare
data en een zeker zelflerend vermogen is de machine in staat tot een
uitputtende literaire analyse. Ontwaren we hier een schijn van individualiteit?
Perec exploreert een alternatief voor Descartes' 'Cogito ergo sum': de machine
'is', want ze onderscheidt zich. Vanaf dat moment wordt ze als het ware
menselijk, staat zichzelf toe fouten te maken.
Het eerste protocol omvat een
technische, cijfermatige analyse. We krijgen een overzicht van het aantal
woorden en versvoeten, van de frequentie van letters en de verdeling van
leestekens. In de twee volgende protocollen wordt het gedicht taalkundig en
semantisch ontleed en gereconstrueerd. Het nachtlied wordt tot vraag en antwoord
getransformeerd, onderworpen aan ontkenning, klankverwisseling,
verspreekwoordelijking, paragram, permutatie, en zo meer. Soms zijn de ingrepen
bijzonder pijnlijk. Tot huilens toe ben je getuige van alle mogelijke
verminkingen. Na enige tijd hangt dan ook de tong uit de bek van het
geteisterde gedicht.
Stilaan wordt duidelijk dat poëzie, door toepassing van stijlfiguren en
fonologische processen, op uitputtend veel manieren gelezen en begrepen kan
worden. Wanneer de controle-eenheid het bevel geeft elke versvoet door een nog
poëtischer uitdrukking te vervangen, komen de processors niet verder dan
herhaling van het oorspronkelijke gedicht. Waarmee Perec fijntjes de superieure
kwaliteit van Goethes nachtlied suggereert.
De reconstructie wekt een eerste
creatieve impuls op bij de processors. Soms lijkt het of de machine balorig,
bij wijlen zelfs schunnig wordt. Nu en dan kramen de processors iets
tegendraads en onlogisch uit, of beginnen door elkaar heen te spreken, waarna de
controle-eenheid hen ter orde roept. Er ontstaat humor! Hoe verklaar je dat?
Een machine die op creatieve wijze humor voorbrengt? Zijn creativiteit en humor
dan niet exclusief menselijk? Zijn ze misschien een onlogisch effect van een
logisch proces? Dat leidt er vreemd genoeg toe dat je sympathie begint te
koesteren voor de – nochtans levenloze –
machine.
In het derde protocol onderzoekt de computer de verhoudingen tussen
gedicht en auteur. Associaties en quotes passeren de revue. De computer stelt
zich kritisch op. Wanneer de controle-eenheid de associatie 'Goethe en
Schiller' als commando geeft, slaan de processors op hol en herhalen eindeloos
'Goethe en Schiller' tot de controle-eenheid 'STOP' roept. In het laatste
protocol krijgen de processors de ruimte om vrij te associëren door het gedicht
met poëzie uit de wereldliteratuur te confronteren. Hier zal de essentie van
dichtkunst aan de oppervlakte verschijnen.
Chaos impliceert orde; analyse
verwarring. Reconstructie leidt tot fouten, tot menselijkheid en dus tot humor,
creativiteit. Zoeken, hakkelen, terugkeren, corrigeren, herhalen, opsommen,
samenvatten: zo ontstaat poëzie uit poëzie. Perec tranformeert de machine tot
een zelfbewust, twijfelend, kritisch, lyrisch, ja zelfs humoristisch wezen.
Gepast mondt het hoorspel uit in gemurmel, daarna stilte. De processors manen
elkaar aan tot rust, vrede, stilte, waarop de controle-eenheid het laatste
bevel geeft: 'pst!' Dan stopt het.
Het hoorspel simuleert niet alleen de werking van een
computer, Perec verschaft ook inkijk in de systematiek van het creatieve brein
en het mechanisme van poëzie. Vertalend en bewerkend beweegt Jan H. Mysjkin
soepel mee in het werkproces dat Perec aanreikt. Hij integreert niet alleen zijn
vertaling van Goethes gedicht, hij programmeert ook poëzie uit de
wereldliteratuur in de computer en voert enkele subtiele ingrepen uit om de
processors mee aan te sturen. De machine is als een Gesamtkunstwerk:
een samenspel tussen schrijver, vertaler, bewerker en machine.
De door ordening,
inventarisering en puzzels geobsedeerde Perec kon zich ongetwijfeld zonder veel
moeite inleven in het methodische brein van een computer. Hij dwingt ook de
lezer om systematisch aan het werk te gaan. Hij reikt formules aan waarmee je
aan de slag moet, wil je orde aanbrengen in chaotische materie. Perec schopt je
een onderzoekende geest, leert je beter naar de wereld kijken, doet je de
werkelijkheid anders ervaren. Hij opent oneindig veel deuren, zodat je jezelf
oneindig veel levens toewenst om al die kamers te kunnen exploreren.
Georges Perec: De
machine, Vleugels, Bleiswijk 2019, 64 p. Vertaling en bewerking van Die
Maschine door Jan H. Mysjkin. ISBN 9789078627814
deze pagina printen of opslaan