In
het dankwoord bij VIN benadrukt Ruth Lasters het fictieve karakter van
haar roman, maar ‘toch berusten alle klassituaties die Lore Wuytinck op het VIN
meemaakt op echte ervaringen.’
Als lerares
Nederlands en Natuurwetenschappen zoekt Lore haar weg op het Vrij Instituut
voor Nijverheid, waar kansarme jongeren de kans krijgen -- voor velen onder hen
is het de laatste kans – een beroep aan te leren. Erg veel voldoening valt er
voor Lore niet te rapen op school: leerlingen die alleen oog en oor hebben voor
wat grotendeels buiten de leerstof valt, collega’s die nauwelijks aanspreekbaar
lijken en zeker niet bereid tot enige toegeving als het erop aankomt de jonge,
beginnende lerares op weg te helpen. Lore ziet het zo:
‘Hoe slechter ik mij voelde bij mijn collega’s, hoe misplaatster
de troost die ik zocht bij de jongens. Ik probeerde een volkomen ongeoorloofd
bondgenootschap met hen te sluiten. In plaats van hen af te remmen als ze weer
eens klaagden over andere leerkrachten, liet ik hen begaan.’
Lasters focust op een heel
directe manier op de belevenissen en ervaringen van de vrouw, die psychologisch
en emotioneel (er is de breuk met haar geliefde) aan de grond raakt en in haar
leeropdracht nauwelijks soelaas vindt. Zo laat de manier waarop Lore het vertrouwen
weet te winnen van Axel, een zwemkampioen is spe en voor alle andere
leerkrachten het enfant terrible dat ze het liefst uit hun klas zouden verwijderen,
zien hoe eerlijk Lore het meent met haar leraar-zijn. Ook de sfeer op school,
die letterlijk en figuurlijk wordt aangejaagd door het verwachte bezoek van het
doorlichtingteam (onder de leerkrachten steevast aangeduid als ‘het’ of ‘ze’),
wordt perfect herkenbaar uitgetekend.
VIN is in
essentie veel meer dan een roman over leraarschap. Lasters buigt haar roman
vanuit haar persoonlijke belevenissen als leerkracht om tot een indringend
verhaal over de zoektocht naar geluk, niet alleen in de figuur van Lore, maar
even goed, en misschien nog meer, door twee parallelle verhalen, die gaandeweg
verstrengeld raken met het verhaal van Lore zelf.
Er is het verhaal van de conciërge Sergei, een Pool die er
moeite mee heeft om het Nederlands onder de knie te krijgen. Zijn ik-relaas toont
het portret van een man die ondanks alles steeds is blijven geloven dat het
goed kan komen. Erg veel kansen heeft hij niet gekregen: wegens zijn dyslexie
kwam hij op school al direct bij de ‘draaiers en zwevers’ terecht, zijn
huwelijk met Christelle loopt op de klippen en even lijkt het erop dat hij bij
Anna, de Armeense poetsvrouw op het instituut, de rust en liefde zal vinden
waarnaar hij op zoek is.
Het verhaal van Anna
wordt, afwisselend met passages die gewijd zijn aan Lore en Sergei, in de meer
afstandelijke zij-vorm verteld. In de eerste passus die aan haar is gewijd,
vernemen we dat ze in het ziekenhuis ligt. Wat er gebeurd is, wat Lore en
Sergei hiermee te maken hebben, wordt mondjesmaat en over diverse cliffhangers
heen aangereikt. Wat hier, zonder de spanning weg te nemen, kan worden
prijsgegeven, is dit: het verhaal van Anna is het verhaal van een moeder die
haar zoon hoe dan ook bij zich wil houden.
De personages van Sergei en Anna groeien uit tot
exemplarische figuren als het erom gaat de problematiek van immigranten in
kaart te brengen. Hoe mensen op zoek zijn naar contact met elkaar, komt onder
meer tot uiting in deze mooie scène: op zekere dag legt Anna een schamel
druiventakje, ‘vijf blauwe druiven zaten eraan, de ene nog verschrompelder dan
de andere’, op het bureau van Lore. Die beseft ten volle wat in de poetsvrouw
moet omgaan, ‘iets in haar leek erop te durven vertrouwen dat ik geen vijf
miezerige druiven zou zien liggen, maar een bezegeling van het zwijgzame, maar
bijzondere contact dat wij inmiddels al een week hadden.’. Zo’n klein gebaar,
maar zo veelzeggend tegelijk. Ruth Lasters maakt het niet alleen als dichteres,
maar met VIN ook als prozaschrijfster waar.
Ruth Lasters, VIN, Polis, Kalmthout
2019, 283 p. ISBN 9789463104654. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan