Over de ontoereikendheid van
taal
Na dertig
jaar prachtige en mooi verzorgde boeken te hebben uitgegeven, verscheen in 2013
de laatste titel van de legendarische uitgeverij Coppens & Frenks. De
mensen achter de spiksplinternieuwe uitgeverij Kievenaar willen, als
‘stiefkinderen’, expliciet boeken uitgeven in de traditie van Coppens &
Frenks. Dat betekent dat er romans en enkele poëziebundels zullen verschijnen
die van grote literaire kwaliteit zijn en tegen de stroom in gaan. Op de website van Kievenaar staat dat
boeken ‘van vreemde vogels van onvaste bodem’ zullen worden uitgegeven, dat zinnen
ook twee of zelfs drie keer kunnen worden gelezen, dat boeken als ‘moeilijk veroverbare
geliefden’ zouden moeten worden beschouwd. De lat wordt hoog gelegd. Dat schept
verwachtingen.
Meteen wordt een nieuwe auteur geïntroduceerd in het Nederlandse taalgebied: de
modernist Gabriel Josipovici (°1940). Hij is geboren in Nice maar is opgegroeid
in Egypte, waar hij studeerde aan het Victoria College van Caïro. Hij zette
zijn middelbare studies verder in Groot-Brittannië en studeerde later Engels in
Oxford. Hij was van 1963 tot 1998 verbonden aan de University of Sussex in Brighton.
Josipovici is auteur van vele romans, drie bundels korte verhalen, toneelstukken
en essays over literatuur, muziek en beeldende kunst. Hij schrijft regelmatig
voor Times Literary Supplement. Zijn oeuvre is lange tijd genegeerd maar
kan momenteel op een groeiende interesse rekenen dankzij vertalingen in enkele
Europese talen. Josipovici zelf vergelijkt zijn werk met grote modernistische
auteurs en beeldend kunstenaars als Kafka, Beckett, Duchamp, Picassso.
Tegenlicht is
een boek dat is gebaseerd op het leven van de eigenzinnige Franse schilder
Pierre Bonnard en is misschien Josipovici’s meest toegankelijke roman. Het is
geen geromantiseerde biografie zoals Irvine D. Yalom schrijft over Nietzsche of
Schopenhauer. Het is fictie, verzonnen, fantasie. Een roman dus. Op de website
van uitgeverij Kievenaar zegt Josipovici in een interview
dat hij een roman wou schrijven ‘gebaseerd op de relatie van Bonnard met zijn
echtgenote’, en dus niet een ‘roman over Bonnard'. ‘[Ik] wilde vrij zijn om van
die relatie en van de schilder Bonnard te kunnen gebruiken wat ik wilde en de
rest te kunnen negeren.’
Het eerste luik wordt geschreven vanuit het standpunt van
de dochter van het koppel. Het is een donkere en harde aanklacht. Meedogenlozer
dan Brief an den Vater van Kafka. De dochter spreekt in een monoloog
afwisselend tegen haar moeder en vader. Ze verwijt hen dat ze nooit gewenst is
geweest, genegeerd werd, weggestuurd naar een kostschool. Er is zware mentale
schade toegebracht. De aanwezigheid van de ouders dreigt haar te stikken. De
moeder lijdt aan smetvrees en sluit zich meer en meer op in de badkamer, waar
ze eindeloze baden neemt, tot onbegrip van de dochter. Volgens haar vader is haar
moeder ongelukkig. Het kind weet niet wat ongelukkig zijn betekent.
Het verhaal wordt mooi
opgebouwd, met herhalingen, met steeds sterkere formuleringen. De lezer krijgt
het beeld van een aarzelende vrouw die telkens haar woorden aanpast om iets
beter te kunnen vertellen: ‘Toen je me verstootte heb je voor ieder van ons de
mogelijkheid teniet gedaan gezinslid te zijn. Verstoten is niet het goede
woord. Het is te actief. Het doet denken aan vuur en getrokken zwaarden. Sinds
je me verlaten hebt is misschien beter.’ Dat woord ‘misschien’ komt ook voortdurend
in de roman voor. Het is een teken van twijfel, van het besef van het
onvolmaakte, van een zekere relativiteit, van de deemoedige erkenning dat het
‘begrijpen’ een altijd durend proces is. ‘Misschien was het geen schuld wat je
voelde, maar angst.’
Josipovici schrijft niet enkel een roman over de verhouding tussen
mensen, maar vooral een roman over het falen van communicatie. De dochter zou
graag zien dat een gesprek weer mogelijk wordt, of voor het eerst mogelijk
wordt. Een scène waarbij de dochter haar moeder in bad ziet zitten terwijl haar
vader haar, de moeder, tekent, is een terugkerend fragment en houdt verband met
de onmogelijkheid van het spreken: ‘Was het vanaf dat moment dat het onmogelijk
werd om met je te praten? Of, in feite, met hem? Is er toen in die met stoom
gevulde ruimte iets gebeurd wat elke normale verstandhouding tussen ons
onmogelijk maakte?’ Er is sprake van ‘wanhoop die communicatie met anderen
onmogelijk maakte.’ Praten is voor de dochter niet meer aan de orde, enkel het
stamelen van korte zinnetjes, ‘en als het iets meer voorstelt, zijn het
banaliteiten, clichés, de dingen die iedereen zegt en niet wat ik jou wil
zeggen, niet de uitdrukking van wat ik werkelijk voel en je zou willen laten
weten.’
Ook de
vader wordt een gebrek aan communicatie verweten. De schilder wordt neergezet
als een eenzelvig man, voortdurend bezig met zijn kunst of zwijgzaam uit het
raam starend, voor niemand aanwezig, ‘gereserveerd, ironisch, alsof hij zich
bewust was van de beperking van communicatie, van expressie, en daar eerder van
hield.’ ‘”Ik heb niks te zeggen,” zei hij een keer tegen mij. “Er is niets dat
ik de wereld wil opleggen. […] Toch moet ik werken. Ik kan er niet mee
ophouden.”’ Soms is Wittgenstein niet ver weg. De vader zegt: ‘”Voor wat gezegd
moet worden bestaan geen woorden.”’
Josipovici lijkt nog een stap
verder te gaan. Niet enkel is er binnen de roman sprake van een talig conflict,
misschien is de werkelijkheid op zich een talig construct en dus in hoge mate
onbegrijpelijk: ‘Misschien is dat de ware aard van taal, het besef van haar
eigen ontoereikendheid. Zodat het voortdurend gevoel van kinderen dat ze zich
niet kunnen uitdrukken helemaal de schuld van hun ouders niet is maar simpelweg
een van de bepalingen van de wereld.’ Waarmee het filosofisch modernisme ten
dele wordt overstegen.
Het tweede deel van de roman, het tweede deel van het
drieluik, wordt geschreven vanuit het standpunt van de moeder. Hier komt de
lezer tot het inzicht dat zij de centrale as is waarrond het verhaal draait. Net
als de dochter, worstelt de moeder met het vraagstuk van de schuld. Er is
sprake van verkeerde communicatie, verwijten, onduidelijkheden. Aanwezigheid en
afwezigheid lopen in elkaar over. Het is niet meer duidelijkheid wat de
werkelijkheid is en of ze überhaupt kan bestaan. Het laatste luik lezen we
vanuit het standpunt van de schilder, het bestaat uit een enkele brief,
gebaseerd op de briefwisseling tussen Pierre Bonnard en Henri Matisse.
De schilder Pierre
Bonnard leefde net als de schilder uit de roman een teruggetrokken bestaan
samen met zijn vrouw Marthe. Zij leed aan tuberculose langyritis waardoor ze
veel moest baden. Ook leed ze aan smetvrees waardoor ze nog meer ging
baden. Het latere werk van Bonnard bestaat uit naakten van zijn vrouw in de
badkamer, met onder andere een schilderij dat de titel Naakt in tegenlicht
(Nu à contre-jour)
kreeg. Op de voorplat van de Engelse paperback, uitgegeven bij Carcanet Press
Ltd, staat het schilderij in kwestie.
Tegenlicht.
Een drieluik naar Pierre Bonnard is van een zeldzame schoonheid, geschreven
in voorzichtig en spaarzaam proza dat niettemin vol intensiteit en energie zit.
Na het lezen ervan, begrijp de lezer dat het motto van de roman, een citaat van
Pierre Bonnard, niet enkel betrekking heeft op de schilderkunst, maar ook op de
roman Tegenlicht zelf: ‘Er is een formule die perfect past bij het
schilderen: talloze kleine leugentjes veroorzaken samen één grote waarheid.’ Indien
uitgeverij Kievenaar op dit niveau verder gaat, dan herhaalt zich de geschiedenis
van Coppens & Frenks: de lezer kijkt uit naar het verschijnen van elke
nieuwe titel. Want Tegenlicht is steengoed.
Gabriel Josipovici: Tegenlicht. Een
drieluik naar Pierre Bonnard, Kievenaar, Heveadorp 2020, 173 p. Vertaling van
Contre-jour. A triptych after Pierre Bonnard door Eva van Oudshoorn. ISBN 9789083046709
deze pagina printen of opslaan