Men kan zich de poëzie in Vlaanderen vandaag gewoonweg niet
voorstellen zonder de stimulerende inbreng van Leo Peeraer, de man die
schuilgaat achter de Leuvense uitgeverij P. Ieder jaar geeft hij een
respectabel aantal dichtbundels uit. Ook al kijken sommigen nogal meewarig naar
de oudjes in zijn fonds, dan nog staat vast dat zonder Peeraer de
poëziepublicaties in Vlaanderen ongeveer gehalveerd zouden worden. Hij
vertegenwoordigt het peloton van de dichters, hij geeft debutanten een kans en
oudere dichters de waardering die een carrière in dienst van de muze verdient.
Daarbij komt dat het fonds van uitgeverij P ruim plaats biedt aan
internationale poëzie in vertaling, iets dat momenteel enkel bij de Nederlandse
tegenhanger Vleugels nog gebeurt.
Ondertussen bestaat de eenmansuitgeverij al drie decennia,
en ter gelegenheid van dat jubileum moest uiteraard een fraai gedenkboek
verschijnen. In plaats van een boekje met loftuitingen of een historisch
overzicht koos Johan van Cauwenberge voor een stevige bloemlezing die het werk
van alle door P gepubliceerde dichters in herinnering brengt. Daarbij heeft hij
gekozen voor liefdesgedichten, waardoor dit fraaie boek meteen een mooie
staalkaart geeft van de manieren waarop dichters naar het mysterie van de (ge)liefde
keken en kijken, maar ook van de manieren waarop ze dat gevoel in meeslepende
poëzie hebben omgezet. De titel spreekt voor zich: oud en jong, vreemd en
Nederlandstalig, man en vrouw, verleden en heden staan in deze anthologie
broederlijk en zusterlijk naast elkaar. In die zin is dit een boek om in te
bladeren, om gedichten toevallig met elkaar te laten botsen, of ze door elkaar
te laten echoën.
De alfabetische rangschikking van de dichters versterkt nog dat gevoel
van toevallige ontmoetingen. Zo staat de passionele maar tegelijk ook wel
cerebrale en afstandelijke Emily Dickinson net voor Aleidis Dierick, waardoor
haar gelijkaardige toon nog sterker opvalt. En de hyperbolische retoriek van
Sylvia Plath om haar hartstocht te beschrijven past wonderwel bij de manier
waarop filosoof Plato de geliefde evoceert in zijn korte, gebalde vers. De
meerwaarde van deze bloemlezing ligt immers niet enkel in de kwaliteit van de
(meeste) opgenomen gedichten, maar ook in de manier waarop de Nederlandse
productie geprangd wordt tussen internationale dichters enerzijds en de auteurs
uit de klassieke oudheid anderzijds.
Als uitgeverij heeft P inderdaad
een groot aantal vertalingen van Griekse en Latijnse dichters op zijn actief,
en hun aanwezigheid laat tegelijk het tijdeloze van de liefde zien, als
ervaring maar ook als existentieel probleem. Tegelijk valt ook op hoe ons beeld
van de liefde (het liefdesobject maar ook het gevoel op zich en als een sociale
praktijk) in de loop der eeuwen ingrijpend is veranderd. In die zin geeft dit
fraaie boek ons niet enkel een diepgaande poëtische inkijk in wat ons bij
uitstek boeit (en daardoor ook al het
thema was van eerdere, gelijkaardige bloemlezingen), maar ook in ons historisch
cultuurbesef en de lange weg die daartoe heeft geleid. Met name die spanningen
maken dit boek uitermate interessant en leerrijk: de spanning tussen het
intieme en het publieke karakter van de liefde, tussen het eeuwige en het
momentane karakter ervan, en – niet het minst – tussen wat gezegd kan worden en
wat onuitgesproken mysterieus moet blijven.
Johan van Cauwenberge (red.): Van Plato tot Panajatova.
Poëzie over liefde & passie uit het fonds van P, P, Leuven 2020, 208 p.
ISBN 9789493138100
deze pagina printen of opslaan