Vertaald proza

BOEKEN NR. 6, JUNI 2020

Sigizmoend Krzjizjanovski: Autobiografie van een lijk en andere verhalen

door Elisabeth Francet

Verhalen van voormalige mensen
 
Vrijwel zijn hele leven lang bleef de Poolse Rus Sigizmoend Krzjizjanovski (1887-1950) kleinbehuisd. In de Sovjet-Unie gingen vanaf de jaren 1920 speciale commissies langs de huizen om te controleren of de bewoners zich wel aan de maximaal toegelaten woonoppervlakte hielden. Krzjizjanovski situeerde de experimentele en fantastische verhalen in Autobiografie van een lijk en andere verhalen in het Moskou van die tijd. Ze doen denken aan Gogol, Poe en Kafka en worden bevolkt door 'voormalige mensen', ooit als begrip geïntroduceerd door Maksim Gorki. Na de Oktoberrevolutie duidde men er aristocraten, geestelijken en intellectuelen mee aan, die door de communistische machthebbers van hun status, privileges en bezittingen beroofd waren. Verarmd en geestelijk verzegeld kwamen zij op straat terecht of in kamertjes van zes vierkante meter, waar zij zo onzichtbaar mogelijk probeerden te leven.
 
De woonruimtekwestie verwerkte Krzjizjanovski in het wonderlijke verhaal 'Quadraturine'. Een handelsreiziger klopt aan bij de krap behuisde Soetoelin om hem een gratis 'groeimiddel voor kamers' te slijten – hij hoeft alleen zijn handtekening ter ontvangst te plaatsen. Met enige argwaan leest Soetoelin de gebruiksaanwijzing en besluit het toch maar te proberen. Tijdens de schilderwerken laat hij onhandig de tube met onverdund spul op de vloer vallen. De volgende dag ontwaakt Soetoelin met een schok: weg is zijn gezellig, leefbaar en warm stulpje! Een asymmetrisch uitgerekte, almaar groeiende ruimte bezorgt hem meteen vlammende hoofdpijn. Tot overmaat van ramp komt uitgerekend vandaag de Commissie voor Hermeting bij hem langs.
 
In 'Autobiografie van een lijk' banjert de journalist Sjtamm mismoedig door de besneeuwde straten van Moskou. Hij is pas aangekomen en zoekt een kamer. Enkele dagen en talrijke telefoontjes later mag hij zich de nieuwe bewoner noemen van een krappe ruimte met blauw gebloemd behang op de bovenste etage van een reusachtig pand. Het leven lijkt eindelijk conform Sjtamms verwachtingen te verlopen, ware het niet dat hij daags nadien voor zijn deur een aan hem gericht manuscript vindt, getiteld 'Autobiografie van een lijk'. Het is in briefvorm geschreven en afkomstig van – jawel – een lijk. De ter ziele gegane persoon verklaart de vorige bewoner te zijn van Sjtamms kamer en brengt het relaas van zijn leven tot en met de tragische zelfophanging. Sjtamm heeft er op dat moment nog geen flauw vermoeden van dat het lijk een plan heeft en verdiept zich huiverend in het verhaal van het bijziende, bijkans biconcave wezen. Het lijk studeerde zuivere wiskunde en bracht zijn dagen door in een fauteuil en een onevenwichtige toestand. Elke avond klonk gedruppel op de vloer want het lijk leed aan psychorree. Zijn ziel liep leeg.
 
De absurditeit zit bij Krzjizjanovski, meer nog dan in de gebeurtenissen, in de geest van het hoofdpersonage. Dat kan een mens zijn, maar evengoed een lichaamsdeel, of zelfs een gebruiksobject, zoals het bloedgeld in de parabel 'De dertig zilverlingen', waarin we de omzwervingen volgen van een handvol munten met een onreine uitstraling. Samen een fortuin maar niemand wil ze. De rondjes rinkelen de wereld rond, van handpalm naar handpalm, in een steeds sneller draaiende carrousel.
 
Krzjizjanovski's personages hebben, geheel volgens de Russische literaire traditie, sprekende namen. Ze hullen zich in sjofele demi-saisons en grijswitte baarden die één worden met de nevel in de Moskouse straten. Ze lopen over boulevards met bladloze bomen en ratelende trams, kruisen passanten met deugdelijke bontjassen, beklimmen kilometerslange trappen in reusachtige woonblokken en kijken mismoedig op naar 'zwarte oogkassen van vensters'. Ze hebben de neiging zich te verliezen in wiskundige berekeningen of zich over te geven aan het verkennen van hypothesen, om telkens tot de slotsom te komen dat het 'kant-noch-walheden' in hun brein zijn.
 
Het wondermooie, obscure 'Rode sneeuw' verhaalt de dooltocht van de werkloze heer Sjoesjasjin. Hij wandelt – in Krzjizjnakovski's taal heet dat: 'het buigen en strekken van knieën' – door de straten van de stad en houdt af en toe halt om te luisteren naar gesprekken van in lange rijen wachtende mensen. Tegen de schutting ziet hij een man staan, wiens denken letterlijk verzegeld is met een strak koordje om zijn benige voorhoofd, waaraan een loodje bungelt. De naam Sjoesjasjin maant tot stilte (sj!); ook hij heeft een innerlijk leven te verzwijgen. Naar huis terugkeren stelt Sjoesjasjin zo lang mogelijk uit: hij vreest de onheilspellende aanblik van een verduisterd raam.
 
Met ingenieuze woordspelletjes uitte Krzjizjanovski kritiek op het Sovjetleven en verpakte zijn verhalen als ironische dystopie, groteske satire of surrealistisch sprookje. Desondanks raakte zijn werk niet door de censuur en kreeg pas postuum erkenning. Het duurde tot 2013 voor zijn volledige oeuvre, in zes boekdelen, werd uitgegeven. Mede dankzij een virtuoos vertaalduo wordt ons nu eindelijk een blik vergund op enkele van de mooiste verhalen van deze geniale fantast.
 
Sigizmoend Krzjizjanovski: Autobiografie van een lijk en andere verhalen, Vleugels, Bleiswijk 2020, 128 p. Vertaald door Annelies de hertogh en Els de Roon Hertoge. ISBN 9789493186064 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri