Misschien moet je er toch liefst in de vorige eeuw
voor geboren zijn, en dan wellicht bij voorkeur ook nog niet in de allerlaatste
decennia ervan. Misschien moet je belang stellen in de verschijnselen
drammerigheid, bezetenheid, fanatisme, het geloof dat bergen verzet en
sektevorming. Misschien helpt het als de filosofische onderafdeling ‘Utopisch
denken’ en de politieke vertaling daarvan je belangstelling prikkelen.
Maar misschien ook is het zo dat
dit ook zonder al die slagen om de arm eenvoudigweg een ouderwets medeslepend
en ronduit interessant boek is. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik de 362
tekstpagina’s ervan werkelijk in één ruk verslonden heb – en ja, toen ik
het uit had met een tikje spijt dát ik het uit had óók nog. En heus niet louter
omdat ik ‘Guust Van Mol’, over wie zo dadelijk meer, persoonlijk ken. Dat is
namelijk nauwelijks het geval – ik heb ’m tot nu toe één keer ontmoet, en wel
in Amsterdam, op de viering van Harry Mulisch’ tachtigste verjaardag in de
Stadsschouwburg, 15 september 2007, en verder wissel ik, héél af en toe, om het
jaar of zo, eens wat gedachten met hem via elektrieke weg. Waarbij we het vaak
wel, maar ook weleens niet met elkaar eens zijn.
Zoals
de schrijver van deze ‘biografictie’, Louis Van Dievel, die intussen als auteur
het klappen van de zweep waarachtig wel kent (als Wikipedia juist heeft geteld,
is dit zijn zestiende boek), in zijn ‘Voorwoord’ opmerkt:
‘Based on a true
story is de aankondiging van een film die (min of meer) gebaseerd is op de
werkelijkheid. Ook deze roman [mijn cursivering, hj] verdient dit
predicaat. Guust Van Mol heeft echt bestaan, zij het niet onder die naam. Hij
en ik kennen mekaar al lang, al van toen hij nog wel en ik allang niet meer bij
klein links militeerde. Guust was een volgeling van Marx, Engels, Lenin, Stalin
en Mao, ik van Trotski. Ik ken dus het milieu, de kleine leefwereld van de
zuiveren van geest. Gefascineerd was ik door de spanningsboog die door zijn
leven snijdt, van heel links naar stevig rechts: Amadees, proletaar, doktoor,
sociaaldemocraat, politieke paria, emigrant, aanhanger van Theodore Dalrymple,
rechtse conservatief, bestrijder van het marxisme en de ‘linkse leugen’ van de
solidariteit. Die evolutie wilde ik graag in een boek gieten.[…] Toen ik
uitgevraagd was [Van Dievel en Van Mol moeten sinds september 2018 met het oog
op dit boek tientallen uren met elkaar gepraat hebben, hj], heb ik uit de
enorme hoeveelheid informatie gekozen wat mij relevant leek voor de
reconstructie van het ongemeen boeiende leven van Guust Van Mol, overigens zijn
schuilnaam bij de partij. De afspraak tussen ons is om zijn echte naam niet te vermelden.’
Laat die
schuilnaam ook in deze recensie dus maar gehandhaafd blijven. De in het citaat
hierboven bedoelde partij is de PvdA, die overigens, toen Van Mol er eind 1969,
hij was net zestien, voor begon te militeren, zoals dat in Vlaanderen
heet, nog AMADA heette, ‘Alle Macht Aan De Arbeiders’. Een partij van
onversneden maoïstische gezindte, waar zich, wellicht niet geheel toevallig,
nogal wat zich net ontkatholiseerd hebbende Vlaamse jongens en meisjes bij
aansloten (in tegenstelling tot de trotskisten, die zich dan ook lieten
voorstaan op hun van ‘bijgelovige’ smetten vrije denken en nogal neerkeken op
de Amadezen).
Dat
van dat ‘ongemeen boeiende leven’ is zonder meer waar; Guust Van Mol blijkt
iemand te zijn op wie het woord ‘gezapig’ nu wérkelijk in het geheel niet van
toepassing moet worden genoemd. Onwillekeurig komt me hierbij iets van Godfried
Bomans voor de geest, die het eens, in een van zijn ontelbare krantenstukjes,
had over iemand die hij ‘in staat achtte, in zijn eentje de Deltawerken te
voltooien, als er een transformator kon worden gevonden die zijn ontembare
fanatisme in een nuttig voltage wist om te zetten’ (of woorden van die
strekking; men houde me ten goede dat ik uit het hoofd citeer, de originele passus
blijkt niet zo één twee drie terug te vinden).
Oudste
zoon in een Kempens onderwijzersgezin uit Gierle, in 1953 geboren in Turnhout.
Uit het katholieke Sint-Jozefscollege gegooid wegens niet braaf genoeg,
middelbare school afgemaakt op de Rijksnormaalschool in Lier. Psychologie gaan
studeren in Leuven. Daar nog meer in de ban van AMADA gekomen, en zich aansluitend
geproletariseerd in diverse fabrieken, waar hij vanaf 1974 als arbeider
gaat werken, en na niet al te lange tijd ook weer buiten de deur wordt gezet
wegens te links-politiek aktivisties; ten slotte wordt hij mijnwerker, in
Beringen, waar hij van 1975 tot 1977 aan de slag zal zijn, minus zijn jaar
legerdienst tussenin.
Guust
Van Mol zal uitgroeien tot een kaderlid van AMADA, waar hij zich ten slotte
vooral met het partijblad Solidair zal bemoeien, ook al groeit tegelijk
(niet het minst ‘dankzij’ een voor de lezer-buitenstander hilarisch verlopende
studiereis in 1976 met de partij naar Albanië, de destijds enige maoïstische
heilstaat in Europa) zijn twijfel aan de geldigheid van het beleid van de
kameraden in Peking, dat, met al zijn soms zeer abrupte koerswijzigingen, door
de partijleiding steeds slaafs zal worden nagevolgd. In tegenstelling tot zijn
broer, de bekende, eerder dit jaar overleden PvdA-dokter van het ‘kiwimodel’,
hier ‘Johannes Van Mol’ genoemd, met wie hij in de tweede helft van de jaren
zeventig samen aan een studie geneeskunde zal beginnen, die hij net als zijn
broer ook met succes zal afronden, zal Guust ten slotte breken met het maoïsme.
Hij wordt huisarts in Turnhout, lid van de SP, waarvoor hij het nog tot senator
zal schoppen, tot hij ook van die partij afscheid neemt, walgend van de
machinaties van de opeenvolgende partijvoorzitters Patrick J; en wijlen Steve
S. Met name over die laatste oordeelt Van Mol spijkerhard:
‘Wellicht ben ik de enige van Diogenes [een loge]
die de man zo hartsgrondig heeft gehaat, wegens zijn populistische compensatie
van zijn intellectuele onbenulligheid, wegens zijn ranzige, wellustige spel met
de macht in de partij, het parlement, met mannen en vrouwen.
De
rancuneuze intellectuelenhater, de sarcastische slachter van mensen en hun
dromen, de vileine en achterbakse machtswellusteling. In wezen was S. een
nationaalsocialist, een potentiële fascistische politicus en demagoog. En een
zeer gevaarlijk man, al had hij zichzelf niet altijd onder controle.
Wijlen Jaak V. was de eerste die mij al heel lang geleden zei: “Steve S.
is de gevaarlijkste politicus van heel België, ge hebt er geen gedacht van over
hoeveel lijken die bereid is te gaan.”
Maar ik heb NU [na S’
zelfmoord, hj] respect voor hem omdat hij tenminste de moed heeft gehad om de
ultieme consequentie uit de mislukking van zijn keuzes te trekken. Ik kan nu
niet echt meer boos zijn op hem, omdat hij de reële stap heeft gezet om het
spel te verlaten. Hij had dus wel kloten aan zijn lijf, al vinden sommigen dat
heel laf van hem.’
En voort gaat het weer, naar een
achterstandswijk in Rotterdam, waar Van Mol van 2004 tot 2014 weer huisarts
wordt, aanvankelijk voltijds. En tevoren of tussendoor moet er veelmaals
verhuisd worden met het gezin, moeten er krantenstukken geschreven worden,
fietsreizen gemaakt én gedocumenteerd, bouwstukken vervaardigd voor de loge,
waarvan hij sinds 1993 lid is, en het heeft geen einde – ge zoudt er moe van
worden alleen nog maar van er naar te zien. Bij wijze van spreken dan.
De dokter is uw kameraad niet (geweldige titel, geweldig omslagontwerp ook) schetst de
Werdegang van een eigenzinnig mens (anderen zouden hier eventueel het
schone Oud-Vlaamse woord ‘caractériel’ overwegen, maar ik niet), voor
wiens ondernemingslust, onverzettelijkheid, strijdbaarheid én welhaast
onkreukbare vermogen kritisch naar zichzelf te blijven kijken en zijn
leergierigheid te bewaren je alleen maar kunt zeggen: petje af.
Louis Van Dievel heeft het allemaal kundig in elkaar gezet. Warm
aanbevolen – absoluut ook als uw hart nog steeds links van het centrum klopt.
Op dat ‘stevig rechtse’ van Van Dievel zou ik trouwens wel wat willen afdingen.
Wie zozeer voor tégenspreken is als Guust Van Mol kan in mijn ogen geen
verstokte conservatief, laat staan een reactionair zijn – maar het staat ieder
uiteraard geheel vrij daar anders tegenaan te kijken. Het boek biedt daar
trouwens ook de ruimte toe.
Als uitsmijter van deze recensie, de volgende zeer
emotionele passage:
‘Het was overvol in de winkel [boekhandel De Groene Waterman, hj] en Kris
M[erckx] stond enigszins trots glimlachend tegen een boekenrek geleund, toen ik
hem passeerde op zoek naar een stoel. Hij hield me tegen.
– Awel,
Guust, wat vindt ge hiervan? Dat is nog eens wat anders dan doktoor spelen op
den Bond Moyson, niet?
Ik stopte, keek hem aan en kwam dichterbij.
– Wat ik hiervan vind, Kris? Wel, ik vind dat gij heel veel chance
hebt gehad!
– Hoe? Wat bedoelt ge nu weer?
Ik nam hem
bij zijn schouder en zei in zijn oor:
– Wel, als onze Johan niet
levend was teruggekomen [uit Libanon, hj], dan had ik jou persoonlijk een kogel
door je kop geschoten, want gij hebt Jan C[ools] zo zot gekregen om naar ginder
te gaan [in 1988, hj], ondanks alle ontvoeringen die bezig waren, en gij hebt
dus de volledige verantwoordelijkheid dat Johan hem [in 1989, hj] is moeten
gaan halen.
M. werd lijkbleek en draaide met zijn ogen.
– Allez allez, wat zegde gij nu?
– Wel Kris, ik zeg u waar
het op staat. Het wordt hoog tijd dat ook gij eens leert de
verantwoordelijkheid van uw daden te dragen. Als Johan niet terug was gekomen,
had ik u door uwe stomme kop geschoten en daar had ik gerust een paar jaar voor
willen gaan zitten… Onweerstaanbare drang, weet ge wel!
Zijn
ademsappel sprong op en neer en het zweet parelde op zijn bovenlip.
En het strafste is, dat ik het waarschijnlijk ook had gedaan. Ik meende
toen elk woord van wat ik zei. Ik kende de organisatie en de interne
partijwerking veel te goed om precies te weten hoe en met welke argumenten ze
de hele cinema hadden opgezet met Jan C. en Johan als pionnen in hun stuntelige
schaakspel, zonder enige verantwoordelijkheid voor wat dan ook. Alles werd
immers gedicteerd door de gang der geschiedenis en het dialectisch en
historisch materialisme.’
Boeken zonder fouten bestaan niet (meer). Tot mijn genoegen
zijn het er in deze Dokter niet meer dan een handvol. Maar, je zult het
altijd zien: op de allereerste tekstpagina van het boek is nog steeds,
in de voorlaatste regel, de instinker ‘koerswijzingen’ blijven staan. Typisch
zoiets waar je overheen leest en overheen blijft lezen bij het
corrigeren. Maar toch...
Louis Van Dievel: De dokter is
uw kameraad niet. Uit het leven van Guust Van Mol, Vrijdag, Antwerpen 2020, 367
p. ISBN 9789460018602. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan