Kent u de Bechdeltest? Neem een willekeurige film (of
boek) en ga na of in dat verhaal twee bij naam genoemde vrouwen een gesprek
hebben met elkaar. Het lijkt verbazingwekkend eenvoudig daaraan te voldoen,
maar het is al even verbazingwekkend dat dat bij zowat de helft van de films niet
het geval is. Voor Latijnse en Griekse literatuur geldt dit uiteraard nog meer.
Als u nu spontaan denkt: ‘Dido, voert die geen gesprekken met haar zus?’, dan
heeft u gelijk maar kent u de derde regel nog niet: het gesprek mag niet over
mannen gaan en Dido en Anna hebben het enkel over Aeneas’ voors en tegens. Vaak
is er in het hele verhaal zelfs maar één vrouw aanwezig en dan hebben we te
maken met het smurfinprincipe. In een populatie zijn alle karaktereigenschappen
(de grappige, de knorrige, de leider...) vertegenwoordigd in afzonderlijke mannen,
en dan is er ook nog een vrouw om ook dat ‘type’ af te dekken.
Ik moest er
onwillekeurig aan denken toen ik de nieuwe bundel vertalingen van Plinius door
Vincent Hunink onder ogen kreeg. Na brieven aan de grote smurf (keizer Trajanus
– Majesteit!, 2018) en brieven aan de brilsmurf (de historicus Tacitus
-- De
Vesuvius in vlammen, 2001)
vertaalde hij nu brieven rond het thema ‘vrouwen’. Van de 247 persoonlijke
brieven die we van Plinius hebben, is het maar een slordige 10 procent die
gericht is aan vrouwen (zijn schoonmoeder, dochters of vrouwen van overleden
vrienden en veel jongere vrouw, Calpurnia) of, nog vaker, gaat over vrouwen. Bij
die laatste zou hij dus zelf niet geslaagd zijn voor de omgekeerde Bechdeltest.
De vertaling ligt in de lijn van de vorige bundels. Ze is bij momenten vlot en
soms ook houterig, wat op zich geen slechte weergave is van Plinius’ idioom. Er
zijn heel wat voetnoten die meer uitleg geven over gebruiken of vermelde
personen en er is een literatuurlijst voor wie verder wil lezen.
Zoals bij alle
brieven die hij selecteerde voor publicatie, is het imago dat Plinius van
zichzelf wil ophangen, belangrijk. Zo dringt hij eropaan dat zijn schoonmoeder
eens logeert in een van zijn villa’s zodat zijn personeel wordt wakker geschud,
want hij is zelf te mild als meester. Of hij staat erop een stuk grond ver
onder de prijs te verkopen aan een dame omdat hij ‘zeer grote achting en
genegenheid voor haar koestert’. Maar soms zijn we ook verrast. Hij lijkt zich
bij Trajanus te excuseren als hij zijn vrouw een reispas heeft uitgereikt om
snel familie te kunnen bezoeken, wat hij binnen zijn bevoegdheid als
provinciegouverneur nochtans perfect kon doen. Meer nog een teken des tijds is
dat hij zich blijkbaar verplicht voelt na een miskraam van zijn vrouw haar
grootvader te contacteren om omstandig te benadrukken dat ze zelf geen blaam
treft: ze wist niet dat ze zwanger was en heeft daarom niet alle
voorzorgsmaatregelen genomen. Plinius en zijn vrouw schijnen een zeer warme
relatie gehad te hebben (dat was vrij uitzonderlijk), maar hun liefdesbrieven
zijn wat banaal, zeker als hij complimentjes die zij hem stuurde, nog eens wil
herhalen in zijn antwoord.
Er leefden in Plinius’ dagen wel degelijk sterke vrouwen die
het huishouden leidden - sommigen zouden hen nu ‘straffe madammen’ noemen. Het
is echter veelzeggend dat ze vaak slechts vermeld worden als opstapje naar een
ander thema, zoals literatuur, vaderlansliefde of echtelijke trouw. Soms is het
ook een in memoriam dat de overlevende zoon of broer een hart onder de riem moet
steken en ook bij het gooien van die bloemetjes laat hij er de potten graag nog
aanhangen: een vrouw van 79 bezat een stevig lichaam, ‘zoals je bij dames niet
vaak ziet’, en ze had veel mimespelers, ‘meer dan echt passend voor een vrouw
uit de betere kringen’.
Via deze insteek destilleert Vincent Hunink ons uit het
oeuvre van Plinius dus alweer een mooi tijdsdocument , we zijn benieuwd wat het
volgende wordt.
Plinius De Jongere: Mijn lieve Calpurnia. Romeinse vrouwenportretten, Athenaeum-Polak
& Van Genep, Amsterdam 2020. ISBN 9789025312015, 103 p. ISBN 9789025312015.
Vertaling uit het Latijn door Vincent Hunink. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan