Misantroop op drift
Kort na het verschijnen van zijn
fantastische novelle Sur l'eau koos Guy de Maupassant op een
voorjaarsdag eind negentiende eeuw het ruime sop. Op zijn zeiljacht Bel-Ami
vertrok hij uit het Franse Antibes om, vergezeld door twee matrozen, gedurende
twee weken de Azurenkust te bevaren. Uit Maupassants scheepsjournaal kwam een
tweede Sur l'eau voort, dat zopas werd vertaald door Hester Tollenaar. Op
het water is een fascinerend reisverslag vol gedachtestromen en dromerijen
die inzicht geven in de complexe psyche van de auteur en zijn tijd.
Guy de Maupassant
(1850-1893) groeide op in de hogere burgerij. Hij boerde goed als schrijver en
hield er een decadente levensstijl op na. Maupassant werd geregeld geplaagd
door migraine, angst en een diepe afkeer van de mensheid. In de loop van zijn
korte leven werd hij paranoïde en schizofreen. Hoewel velen hem als vrolijk,
sociaal en levendig ervoeren, leidde hij het liefst een solitair bestaan. Dan
trok hij zich terug in de natuur, waarop hij ongeremd zijn angsten en
verlangens kon projecteren. Of hij ging varen. Wat hield Maupassant van het
deinen op de golven, de nachtelijke sterrenhemel, het violetblauw van de
stranden aan de Côte d'Azur! In Maupassants tijd was een groot deel van de
Azurenkust nog ongerept. Saint-Tropez was een eenvoudig vissersdorp, de
magnifieke baai van Saint-Raphael enkel via een voetpad bereikbaar.
Door zijn verrekijker
tuurt Maupassant de zeespiegel af. Stormwind kondigt zich aan met een
'blauwzwarte lijn op het wateroppervlak' en dwingt hem reeds de eerste dag aan
wal. Zeer tegen zijn zin slentert de schrijver in Cannes tussen de 'gekroonde
hoofden' van vorsten en acteurs, langs speelholen en renbanen. In die tijd was
Cannes zowel het ziekenhuis als het kerkhof van aristocratisch Europa, dat
genadeloos getroffen werd door tuberculose. In een mondaine stad als deze
gedroeg de dood zich discreet en welvoeglijk, was ze gesluierd en geparfumeerd.
'Je zou haast geloven dat er niemand sterft in deze streek, zo goed zit het
bedrog in elkaar.'
Liever kijkt Maupassant vanop een afstand naar de hypocriete
mensenwereld. 's Avonds zit hij op het dek van zijn jacht en vraagt zich af hoe
het mogelijk is dat het wereldse publiek nog niet heeft geroepen: 'Doek neer!'
Wat is de zin van alle wetenschap en dichtkunst, wanneer die in handen zijn van
de armzalige, middelmatige mens? In Maupassants ogen verdampen intelligentie,
vrije wil en scherpzinnigheid meteen zodra een individu opgaat in de massa:
'een wezen op zich, met een eigen ziel en een nieuwe, gemeenschappelijke
denkwijze' die overeenkomt met het gemiddelde van de individuele meningen.
'Waarom doet
een menigte spontaan wat geen enkel onderdeel van de menigte zou doen?'
Maupassant kan niet
anders dan besluiten dat de menigte beheerst wordt door 'universele domheid'.
Erger nog: als onderdeel van een menigte verliest een individu zijn
persoonlijkheid, zelfs zijn menselijkheid. 'Paniek, waanzin en geweld kunnen er
zo uitbreken.' 'Wie probeert die niet-aflatende en verwoestende invloeden te
weerstaan, verzet zich tevergeefs tegen een web van subtiele, onbreekbare,
ontelbare en haast onzichtbare lijnen. En al snel laten we het er dan bij
zitten, van uitputting.'
'Goed weer, meneer!' De matrozen bevrijden Maupassant uit
zijn gesomber en ze kunnen weer uitvaren. De Bel-Ami zeilt langs de stekelige
kustlijn van Cap Esterel. 'Voortgedreven door de wind en gedragen door de
golven' keert Maupassant terug naar wat hij het oerleven noemt. In de doodse
stilte van de nacht stemt de aanblik van de maansikkel hem bedroefd. Hij reciteert
het ene na het andere gedicht en raakt algauw overmand door eenzaamheid en een
diepe behoefte lief te hebben. Het gewicht van melancholie drukt zwaar op zijn
beklemde hart. Maupassant schrijft zijn onafgebroken kwellingen toe aan een
'tweede blik'. Door telkens alles van buitenaf te bekijken en op zichzelf te
projecteren, groeien zijn inzichten maar beseft hij ook dat de echo van wat hij
waarneemt luider klinkt dan het originele geluid. Eenvoudige, directe gevoelens
ervaart Maupassant naar eigen zeggen niet meer. Wanneer hij van een vrouw
houdt, 'ontleedt hij haar als een lijk in een ziekenhuis'.
De romanticus Maupassant voelt
zich vooral thuis in de nabijheid van ruïnes of in het woeste land van de
Maures, een lang bergachtig schiereiland, waar hij aan land gaat en zich laat
bedwelmen door de geur van het dennenbos en betoveren door een moeras vol
uitbundig leven. Hij ervaart er iets als 'de vage openbaring van een
onoplosbaar mysterie'. Ver van het mondaine leven komt de schrijver pas tot
zichzelf.
Steeds
luider klinkt op de Bel-Ami de lokroep van de wereld die Maupassant vol afschuw
de rug toekeerde. Zijn drang naar afzondering en misantropie ten spijt,
bekruipt hem het verlangen met een vriend van gedachten te wisselen over
wereldzaken, te roddelen, te oordelen en te kletsen. Na enkele weken op zee
heeft ook Maupassant zijn medemens opnieuw nodig. Op het water schetst
een onweerstaanbaar, ambigu portret van een van Frankrijks grootste schrijvers
en is een boeiende reflectie op angst en misantropie.
Guy de Maupassant: Op het water,
Vleugels, Bleiswijk 2021, 136 p. Vertaling van Sur l'eau door Hester Tollenaar.
ISBN 9789493186378
deze pagina printen of opslaan