Siel Verhanneman is bijzonder
productief. De jonge schrijfster heeft al een paar dichtbundels op haar naam,
een roman en verhalen. Daarvoor boekte zij al een groot succes als
instagramdichter, met werk dat eerst in eigen beheer verscheen maar al snel
door de literaire wereld werd omarmd. Met haar derde bundel maakt ze nu de
overstap naar een in Nederland gevestigde uitgeverij.
Wat nu met het licht dat
binnenvalt ligt helemaal in het verlengde van het eerdere werk, waarin de
dood een cruciale rol speelt. De bundel opent met een imposante reeks waarin
het beeld van de dode vader wordt opgeroepen door het oog van de dochter. De
kier waardoor zij kijkt wordt een symbool voor de vertekening die met
traumatische ervaringen gepaard gaat. Ook de spanning tussen de starheid van de
dood en de illusie dat de overledene plots terug levend kan worden is een
motief dat wel vaker terugkeert. Het zijn meteen ook typische voorbeelden van
de manier waarop Verhanneman visuele impressies neerzet die de lezer (en de
wereld die in het vers wordt opgeroepen) onweerstaanbaar meevoeren. De dood
verandert immers het leven van de hoofdpersoon. Het lyrische ik heeft ook nog
eens een zus moeten afgeven, en als gevolg daarvan overheerst een
hypochondrische angst die ook de partner en de omgeving lijken te besmetten.
Niet alleen de herinnering, ook het actuele bestaan wordt gedomineerd door een
besef van ultieme kwetsbaarheid.
De tweede afdeling van de bundel roept die broosheid op via
uiteenlopende soorten verzen. Sommige teksten zijn nadrukkelijk autobiografisch
(met bijvoorbeeld herinneringen aan de kindertijd die in het licht van het
heden hun onschuld verliezen en macabere voortekens worden), andere gedichten
zijn geïnspireerd op werk van plastische kunstenaars. Intrigerend zijn hier
vooral bepaalde leidmotieven: een ervan is de slapeloosheid van het ik, die
scherp contrasteert met de slapende partner voor wie de nacht wel degelijk
heilzaam kan zijn in plaats van beangstigend. Het lyrische ik probeert zich te
verschuilen achter de personages op schilderijen maar slaagt daar slechts heel
gedeeltelijk in. Even revelerend zijn de pogingen om, haast op een dwangmatige
wijze, controle over de situatie te verwerven door rekensommen of ‘magische’
formules: het zijn voor iedereen herkenbare strategieën, maar ze worden hier
wel tot tragische proporties uitvergroot.
De slotafdeling biedt een climax
van die thematiek maar heeft tegelijk een enigszins louterend effect. Aan de
ene kant is er de onzekerheid over de lichamelijke en psychische gezondheid en
de vrees dat de ‘jongen naast mij’ hiermee niet langer zal kunnen omgaan. Het
is een angst die zich ent op de al bestaande obsessies en angsten en die het ik
nog verder dreigt te ondermijnen. Aan de andere kant alluderen de laatste
gedichten op het ontstaan van ‘nieuw leven’ (zoals de titel van de afdeling
luidt), een dochter op wie het ik al haar dromen projecteert. Misschien komt
alles toch nog goed, al zijn die positieve klanken slechts bescheiden in
verhouding tot de uitvoerige mislukkingen. De bundel heeft daardoor een open
einde.
Verhanneman gebruikt duidelijk
haar eigen achtergrond en haar eigen aanvoelen, maar in haar beste gedichten
kan ze die autobiografische trauma’s omzetten in een haast tastbare en ook voor
buitenstaanders erg herkenbare poëzie. In die zin is deze bundel duidelijk een
vooruitgang ten opzichte van het soms aarzelende vroegere werk. Literair bevat
de bundel alleszins een aantal hoogstaande gedichten, al blijft de
instagram-achtergrond nog steeds merkbaar aanwezig en ontbreekt sommige
fragmenten aan densiteit en precisie. Een wat selectievere en strengere blik –
of, om met Van Ostaijen te spreken, wat meer ‘kelder’ – zou deze poëzie
alleszins verder ten goede komen. (En een betere eindredacteur had ook wel
onhandige of foutieve formuleringen mogen wegwerken.)
Siel Verhanneman: Wat nu met het
licht dat binnenvalt. Gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 69 p. ISBN 9789029544108. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan